middelburg en de wederopbouw
27
de wederopbouw in ruimtelijk-techni
sche zin en de bestuurlijk-organisatori
sche, de politieke en de sociaal-econo
mische opvattingen, die eerst in 1940 en
later in 1945 het nationaal herstel be
heersten".
Met deze formulering zijn tegelijk de
sterkte en de zwakte van het boek aan
gegeven. De sterkte is, dat in de meeste
hoofdstukken aan deze doelstelling op
voortreffelijke wijze inhoud is gegeven.
Inderdaad komt de lezer zeer veel te we
ten over de diverse achtergronden van
de wederopbouw van Middelburg, over
de erbij betrokken personen en over de
vele bestuurslijnen die van belang waren
(en waarvan bij de inleiding een over
zichtelijk schema is afgedrukt). De
zwakte is mijns inziens dat hij met deze
kennis vervolgens weinig kan uitrichten,
omdat (zie hetgeen hierboven al over het
congres is gezegd) het verband met de
in de wederopbouw tot stand gebrachte
Middelburgse straten en pleinen, gevel-
wanden en gerestaureerde monumen
ten, dat wil zeggen met de materie zelf,
te weinig wordt gelegd.
Het eerste hoofdstuk, dat in het kort het
bombardement en zijn directe gevolgen
beschrijft, eindigt met de vaststelling
dat zowel voor Ringers en zijn staf, als
voor de door Reichskommissar dr. A.
Seyss-lnquart ingestelde en door prof.
dr. G. A. S. Snijder geleide Kultuurraad,
het verwoeste Middelburg als model
gold voor de wederopbouw van alle ge
troffen gebieden. De eersten zagen het
herstel van de oude glorie van de
Zeeuwse hoofdstad als een verzetsge-
baar, een „propageren van de Hollandse
cultuur". Snijder en de zijnen daarente
gen wilden Middelburg inpassen in het
groot-Germaanse rijk. „Degenen die lei
ding gaven aan de wederopbouw van de
stad zagen zich gedwongen om zowel
met Duitsers als met collaborerende Ne
derlanders te onderhandelen". En ook
hier blijkt weer dat de grens tussen
„werken met" en „meewerken", zeker
achteraf in veel gevallen uiterst moeilijk,
zoniet onmogelijk te bepalen is.
Na het tweede hoofdstuk, waarin Ber
nard Colenbrander de organisatie en het
verloop van de wederopbouw van Ne
derland in de oorlogsjaren schetst, volgt
een viertal hoofdstukken van de hand
van Koos Bosma. Allereerst keert deze
zich tegen de na de oorlog gegroeide
Ir. P. Verhagen „regisseur van het reconstructieplan
voor Middelburg".
voorstelling van zaken als zou de weder
opbouw van Middelburg de belichaming
zijn van reactionaire stedebouwkundige
en architectonische opvattingen. Kern
begrippen in dezen zijn de Delftse
School en het Nieuwe Bouwen. De pole
miek die in vredestijd tussen deze twee
stromingen bloeide, heeft lange tijd het
zicht op de wederopbouw in oorlogstijd
vertroebeld. Bosma laat zien dat verte
genwoordigers van beide richtingen in
de wederopbouw van Middelburg sa
menwerkten. Hij stelt dat hier veeleer
sprake is van een traditionalistische ar
chitectuur met een geheel eigen ont
staansgeschiedenis en karakter.
Vervolgens wordt de schijnwerper ge
richt op de stedebouwkundige die in
Middelburg zo ruimschoots de gelegen
heid kreeg zijn persoonlijke opvattingen
te concretiseren: ir. P. Verhagen. Hij
streefde naar herstel van de „oorspron
kelijke" Middelburgse sfeer, waarbij hij
er niet voor terugschrok de historisch
gegroeide stadsplattegrond op een aan
tal punten radicaal te wijzigen. Deze wij
zigingen hadden een tweeledig doel: de
aanpassing van de stad aan de eisen van
het moderne verkeer (bijvoorbeeld de
doorbraak achter langs het stadhuis ten
behoeve van de uitvalsweg richting
Domburg) en het creëren van diverse
doorkijkjes naar de, in tegenstelling tot
de verwoeste woonhuizen, wèl te res
taureren grote monumenten (bijvoor
beeld de aanleg van de Nieuwe Burg in
de richting van de Nieuwe kerk). Het re
construeren van een stedelijke sfeer bij
gelijktijdige aanpassing van de stad aan
het moderne leven vond zijn parallel in
de aanpak van de grote monumenten,
het stadhuis en de abdij: ook hier was
sprake van „soepele" reconstructie, met
ruimte voor aanpassing aan nieuwe vor
men van gebruik. Lijnrecht hiertegen
over stelde zich de Kultuurraad, die niet
de sfeer, maar de typische Middelburgse
stijl wilde reconstrueren en die daarbij
latere toevoegingen wilde verwijderen
(welke Middelburgse stijl hier precies
werd bedoeld, bleef overigens in het va
ge!).
Hoofdstuk V, dat de verschillende we-
deropbouwplannen behandelt, opent
met een conflict tussen jhr. ir. J. de Ra-
nitz, inspecteur van de Volksgezondheid
en Volkshuisvesting, en ir. D. Roosen
burg (zie: Zeeuws Tijdschrift 38, 1988,
171-172). Zij werkten reeds voor de oor
log samen aan een streekplan voor Wal-
Plattegronden van Middelburg: boven de oude si
tuatie, onder het wederopbouwplan.