hnï zzfA omroep zeeland: tot nut van het algemeen 3 S Artikel 104 van de Mediawet geeft aan dat het commissariaat voor de media op verzoek van het provinciaal bestuur een vergoeding kan geven aan een provincie als in die provincie de opbrengst van de provinciale opslag niet voldoende blijkt voor de dekking van de kosten. Artikel 1 09 tenslotte zegt dat de regionale om roepinstellingen van de provincie een vergoeding krijgen die gelijk is aan het totaal van hun uitgaven die rechtstreeks verband houden met hun omroeptaak, voorzover die kosten door het provin ciaal bestuur zijn goedgekeurd en voor zover zij niet op andere wijze zijn gedekt. Programmaraad Lange tijd is, vooral om praktische rede nen, in Zeeland voorkeur gegeven aan het NOS-model. Daarbij zou de invloed van de regio zeker niet minder zijn ge waarborgd dan bij een zelfstandige stichting. In beide gevallen zou namelijk een regionale programmaraad de richt lijnen voor de programmering geven. De richtlijnen zouden in het NOS-model door de raad van beheer (het dagelijks bestuur) van de NOS worden nage streefd. Deze raad van beheer zou ook verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse gang van zaken, dat wil zeggen voor wat wordt uitgezonden, en voor het persone le, financiële en technische beheer. De programmaraad zou, in de toen gelden de Zeeuwse filosofie, te zijner tijd in de plaats komen van de initiatiefgroep. Een breed samengestelde adviesraad zou de programmaraad ondersteunen. Op 23 mei 1 983 heeft, in de Statenzaal, drs. M. Dijkstra, het destijds met regio nale zaken belaste lid van de raad van beheer van de NOS, de adviesraad Om roep Zeeland officieel geïnstalleerd. Hij kon dat doen omdat gs kort daarvóór hadden laten weten de opzet van de Om roep Zeeland zodanig representatief te achten dat werd voldaan aan de eisen van artikel 47 van de vigerende omroep wet. Op 21 oktober 1987 heeft de adviesraad (die om voor de hand liggende redenen sinds zijn instelling werkeloos had moe ten toekijken) zich op voorstel van de ini tiatiefgroep omgezet in het algemeen bestuur van de Stichting Omroep Zee land. Deze is daarmee het „beleidsbepa lende orgaan" geworden voor het pro grammabeleid. De initiatiefgroep is gaan fungeren als het dagelijks bestuur van de omroep. Met dit alles is dus ook in Zeeland gekozen voor het instituut van een zelfstandige regionale omroep. In de oktobervergadering van de stichting is drs. G. C. G. van den Heuvel, burgemees ter van Borsele en voorzitter van CDA- Zeeland, gekozen als voorzitter. De heer H. W. A. Koch, secretaris van de ZCR, werd secretaris. Vooral hij heeft zich ge durende de gehele periode van voorbe reiding ingezet voor de totstandkoming van de Zeeuwse streekradio. Politieke discussies Als de provinciale politiek geen roet in het eten had gegooid zou Omroep Zee land zich waarschijnlijk op 1 januari 1986 hebben kunnen presenteren. De kink in de kabel kwam toen gs voor de statenvergadering van 1 5 juni 1 984 met de mededeling kwamen dat de meerder heid in hun college niet bereid was voor stellen te doen die tot een regionale om roep zouden kunnen leiden. Die meer derheid bestond uit de twee CDA- en de twee VVD-gedeputeerden. De minder heid - de twee PvdA-gedeputeerden en de voorzitter, de commissaris der konin gin - wilde wel medewerking geven. De meerderheid vond het onder de gegeven omstandigheden niet verantwoord de Zeeuwse bevolking met een lastenver zwaring van f 1 0,- per jaar te confronte ren, voor een deel van die bevolking „we derom een extra uitgave in een tijd dat het toch al zo moeilijk is de eindjes aan elkaar te knopen". De uitspraak van de staten week nauwe lijks af van de verdeeldheid in gs. Met 26 tegen 19 stemmen werd de regionale omroep van de hand gewezen. CDA, SGP, RPF/GPV en vier van de negen VVD-statenleden verklaarden zich te gen, PvdA, D'66, PSP/CPN, PPR/EVP en vijf VVD'ers waren voor. Argumenten Voordat de zaak in de staten aan de orde kwam was er in de Zeeuwse samenle ving een pittige discussie gevoerd tus sen voor- en tegenstanders van een re gionale omroep. Daarbij trokken de voor standers vooral het financiële argument van de tegenstanders in twijfel. Speel den, zo vroeg men zich af, niet andere ar gumenten een doorslaggevende rol zo als de volgende: er is al genoeg informa tie beschikbaar, de mensen luisteren niet naar regionale omroepen, het is een vorm van hobbyisme en een instrument van linkse lieden die de bestuurders en politici als hinderlijke criticasters volgen, een Middelburgse elite-aangelegen heid, een medium dat oncontroleerbare machtsstructuren kan scheppen en dat geen enkele waarborg biedt dat andere kleurschakeringen dan de regionale pers te zien zullen zijn. De prijs voor de meest ludieke en subtiele uitspraak ging naar de burgemeester van Terneuzen. Hij liet het volk weten van oordeel te zijn dat een regionale omroep voor 99 overbodige, maar amusante stof kan bieden, maar dat die ene overgebleven procent vol doende kan zijn het democratische pro ces negatief te beïnvloeden. Te veel? Een argument contra de streekradio van de meerderheid van gs had betrekking op de veelheid van informatie waarover de burger al kon beschikken in de vorm van de dag-, nieuws- en huis-aan-huis- bladen, de gemeentelijke informatiebla den of -rubrieken in de kranten, de pro vinciale informatierubriek Abdijnieuws enz. De minderheid had ook oog voor het na deel van de verhoging van het uitgaven- pakket van de Zeeuwse burger, maar liet de voordelen van een regionale omroep prevaleren zoals actuele informatie van de inwoners, weggebruikers, vakantie gangers, het wekken van belangstelling voor culturele, sportieve en andere eve nementen, het luisterplezier voor men sen die aan huis zijn gebonden e.d. Ver der meende de minderheid dat financie ring uit de algemene omroepmiddelen ook tot verhoging van de omroepbijdra gen met zeker f 5,- per jaar zou hebben geleid.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 9