KIEV WE WYN 1 de godsdienstige ligging van johan de brune de oude 49 D6" yXVWjS IN OUDE LE'ER-ZACKEN. Toewijzende in Spreec^-Woor den 't ver nuft der men fc ben, tnde 'tgheluck van onze Neder- Itódfibê TjuIlx, 9 POT MIDDELBURGH. By Zacharias Roman,Boeck-ver- cooper op den Burghrinden Ver gulden Bybel, AnnojCjC. Het classificeren van christenen aan de hand van geestelijke kenmerken ont breekt bij De Brune, ook al weet hij dat in de kerk rein en onrein door elkaar heen zit 59). Wat wel aanzienlijke aandacht krijgt, is het thema van het altijd de dood voor ogen hebben60). In de dedicatie van het eerste deel van Bankket-werk verklaart De Brune dat hij zelf de dood rustig on der ogen ziet. Met dit motief verweven is het vreemdelingschap: de christen moet wel in, maar niet van de wereld zijn.61). Persoonlijke levensheiliging Als er voor de Zeeuwse literator één ken merk is van een waar christen, dan is dat de persoonlijke levensheiliging62). Aan de vruchten wordt de boom gekend. Es sentieel in De Brune's opvatting is dat woorden en werken, leer en leven moe ten harmoniëren63). In het bijzonder past hij dit toe op predikanten64). Zij en de gelovigen in het algemeen behoren een leven te leiden, waaraan anderen een voorbeeld kunnen nemen66). De persoonlijke levensheiliging wordt gekenmerkt door nederigheid jegens God 66) en door verzaking van de - Gode- vijandige - wereld67). Het gebruik van schepping, natuur en lichamelijkheid staat in het teken van de matigheid68). In dit sleutelwoord komt het huwelijk naar voren dat Christendom en Humanisme in De Brune gesloten hebben. Een ander heiligingsaspect dat op de voorgrond treedt, is het motief dat Gods kinderen door veel verdrukkingen heen in het koninkrijk Gods ingaan. Wisselend ligt het accent hierbij op het lijden en op de heerlijkheid die langs die weg verkre gen wordt69). De sterke nadruk die bij de piëtistische heiliging op de middelen ligt, is bij De Brune slechts ten dele hoor baar. Het lezen70) en het horen71) van het Woord Gods komen slechts spora disch ter sprake. Het gebed vraagt vaker de aandacht72). Aan het sacrament van het Heilig Avondmaal heeft hij een af zonderlijk geschriftje gewijd: Hemels- feest. Juist in dit laatste aspect doet hij weer piëtistisch aan, hoewel hierop in mindering moet worden gebracht dat bij hem de nabetrachting en met name de voorbereiding onvermeld blijven, laat staan behandeld worden. Over de wijze waarop De Brune de mid delen betracht wil zien, laat hij zijn lezers niet in het ongewisse: hij prijst de ijver aan73). Een ander aspect van de piëtistische heiliging is de stringente zondagsheili ging. Op dit punt blijkt De Brune zich ge nuanceerd te uiten. Enerzijds veroor deelt hij resoluut en krachtig de door hem gesignaleerde schending van de door God ingestelde rustdag en stelt hij dat de zondag een zondedag is gewor den: De rustdagh, een van de weke, is by- zonderlick tot oeffeningh van de zie le, geschickt, en van God zelve inge- stelt; maer hy moet zijn oogen verlo ren hebben, die niet en ziet, dat de Zon-dagh een zond-dagh gheworden is: jae dien dagh, op welcken Chris tus opgeweckt is, wert besteedt, om hem wederom te begraven: op welc ken de heylige Geest uyt den hemel quam, wert de heylige Geest ver- jaeght: op welcken den Apostel Johannes die Goddelicke zichten ghezien heeft, ziet-men duyvelsche visioenen en helsche spokerijen. Daer speurt-men, gelijck Jesaias spreeckt, Cap.3.8. Dat Jerusalem ghestooten heeft, en Judas ghevallen is; dewijle hare tonge, en handelin- ghe, tegen den Heere zijn, om de ooghen zijner heerlickheyd te verbit teren. Het ge/aet haeres aengezichts getuyght tegens haer, ende hare zon den spreken zy vry uyt, ghelyck Sodom, zy en verberghenze niet. Maer die noch van de beste zijn, ver schijnen voor God, als Davids Ghe- zanten, den halven baert geschoren, en de kleederen ten halven aerze ge kort. 74. Anderzijds wil hij voor zichzelf ook niet weten van een door vrome werkzaamhe den bepaalde en aan huis gebonden in vulling van de zondagsviering: daer andere voor geoorloofd houden, naer den openbaren Godsdienst, haer geest en zinnen zoo wat te ver- macken, door wandelen, of eenighe andere eerlicke, en kortwijlighe oef- feningen, waer door zy te wackerder des anderen daeghs, tot haer ghe- woonelick werck keeren mochten, sluyten haer deze vrome luyden in

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 11