DAVIDS TRANEN. V Vaerinne Icvendicli wort verthoont de ware Be- de godsdienstige ligging van johan de brune de oude 50 huys, alwaer zy, met haer huysgezin, haer zeiven bezich houden met het lezen van Godes woord, met het zinghen van Psalmen, en Lof-zang- hen, met ghebeden, en dierghelijcke Godvruchtighe oeffeninghen.75). De sterk diaconale en sociale dimensie die in het Piëtisme de heiliging eigen is, treft men eveneens bij de Middelburgse literator aan76). Heiliging van alle levensgebieden In De Brune's tijd zag men de maat schappij bestaan uit gezin, kerk en staat. De piëtisten beschreven uitvoerig zowel de noodzaak als de wijze van een radica le reformatie van deze levensgebieden. De maatschappelijke relatie van het ge zin blijft bij de Middelburger in dit op zicht buiten het gezichtsveld. De relatie van de kerk komt er bij hem bekaaid af: hij besteedt uitsluitend enige aandacht aan de predikanten. Op het eerste ge zicht mag de staat zich bij hem in een veel grotere belangstelling verheugen. In een afzonderlijk traktaat zet hij zijn denkbeelden over de regeringsvorm van de Republiek uiteen: Grond-steenen. Bij nader inzien ventileert hij hierin eerder algemeen calvinistische dan specifiek keeringlic ccnes Sorters tot Goo. bit Engbels befcbreven door den bnoglj- gbclecrdenfeer vermeerden llccrc_j I O U N i I A Y\V AR D, MJ.br, Dottor tmlc Hechten. En nu vcrtaclt door Thomas Morris, Notarius. U I l> n E L B V R O II, Voor t^inlbony de Letter, Boeck-ycrcoopcr op den Durglir, inde Patcacrtc, Anno 1636, piëtistische ideeën op het gebied van de theocratie. Contacten met theologen Voor het onderzoek naar De Brune's godsdienstige ligging komen niet alleen zijn geschriften, maar ook de schriftelij ke neerslag van zijn relaties met predi kanten en professoren in de theologie in aanmerking. In 1 622 verscheen van de Middelburgse predikant en vader der Nadere Reforma tie W. Teellinck: Balsem GHeads voor Zions wonde. Dit werk is een bewogen oproep aan de Nederlanden om zich te bekeren van de heersende zonden en is door de auteur opgedragen aan de Sta- ten-Generaal77). Wellicht heeft het met dit laatste te maken dat het geschrift twee drempeldichten kent. Het is im mers Teellincks vierentwintigste werken het eerste dat poëzie herbergt. De twee gedichten zijn afkomstig van respectie velijk Cats en De Brune. Tussen die twee poëtische produkten bestaan een for meel en een inhoudelijk verschil. Cats' gedicht is direct op het boek gericht, ter wijl dat van De Brune in eerste instantie aan de schrijver is opgedragen: Aen Mr. Willem Teellinck, Ghetrouwe man Gods, Johannes de brvnes j. q ZINNE-WERCK VoorghcflcU [n BEELDEN,GHEDICHTEN,endc breederuyt- legginghen,tot uytdruckinghe ende ver- beteringhe van verfcheyden fcy- len onfer eeuwe. Den tweeden Druck,verbetert,en vermeerdert met Platen,als mede met ccnighc Z F. D F.- S P R F. V CK.ENend e andere Poe/jeóoor <!cn fclvcn Autheur, SP£ ET M6TV. v> '9 cA N N 0 1636. ende ware bedienaer van sijn Ghemeen- te; op dit selve Bouck. De bewoordingen waarmee De Brune Teellinck aanduidt, geven uiting aan de warme achting die hij voor deze predikant koestert. Cats gaat in dit opzicht veel formeler te werk: Des weerde eerweerden ende Godsaligen Dienaer des Woordts. Terwijl beide dichters de zieke Neder landse Kerk naar Christus als de enige Medicijnmeester verwijzen, komt De Brune in onderscheid van Cats hierbij tot piëtistisch geladen regels: Maer dit ist groote point, dat ghy met all' vermoghen V zeiven eerst bereyt; niet met veel vreemde droghen, Off eenich vies julep; maer dat ghy God toe-brenght Een reyne tranen-stroom, met rouw en boet ghemenght: En zoeckt u zeiven uyt, deur-grondet all uw weghen, Verschrick voor Godes straf, en bid- det om zijn zeghen; Leght aff all' haet en nijd; verdelghet in de grond De boose lust des vleesch, de moe der van de zond. Nauwe vriendschapsbanden onderhield De Brune met Gomarus, die van 1611- 1615 predikant en hoogleraar aan de II- lustre School te Middelburg was ge weest en met wie hij door het huwelijk van zijn broer Isaac geparenteerd was78). Ten teken van hun wederzijdse vriendschap droeg Gomarus in 1627 zijn kleine verhandeling De Evangelio Matthaei qua nam linqua sitscriptum aan de Middelburgse advocaat op70). Een tweede intieme vriend van De Brune is de Middelburgse predikant Herman- nus Faukeel80) geweest. Het feit dat de advocaat een grafschrift voor deze pre dikant schreef 81), wijst hier tenminste onmiskenbaar op. Terloops zij hier gewezen op De Brune's lofdicht in Bedenckingen, op den daghe- lijckschen, ende jaerlijckschen loop van den aerdt-doot[ 629), van de hand van Philippus Lansbergen, die, na in 1613 als predikant te Goes ten gevolge van zijn bemoeienis met politiek ontslagen te zijn, zich te Middelburg bezighield met wiskundige en astronomische studies. Als zodanig vormt dit gedicht dan ook niet de verwoording van een godsdien stige, maar van een culturele band.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 12