waar toorop is, daar is ruimte
70
reproduceerd en verspreid, hetgeen
Toorops reputatie als groot en begaafd
kunstenaar zeker niet ten goede kwam.
In Domburg was Toorop intussen aan
zijn indrukwekkende Aposteltekeningen
begonnen. Hoewel hij zich nog steeds
enthousiast voor alles inzette, begon hij
(als gevolg van de verwaarloosde ge
slachtsziekte) steeds meer last van zijn
benen te krijgen en steeds minder mo
biel te worden. De eerste wereldoorlog
maakte bovendien buitenlandse reizen
zo goed als onmogelijk. De Belgische
vluchtelingen in Zeeland maakten diepe
indruk op Toorop. Daarvan getuigt on
dermeer de tekening La Belgique sang-
lante( 1 91 4), die in verschillende uitvoe
ringen tot stand kwam, steeds met Too
rops vriendin Miek Janssen als middel
punt. Tot het einde van zijn leven zou
Toorop zeer bevriend blijven met deze
jonge, katholieke dichteres.
Van 1916 tot 1919 werkte hij, inmid
dels weer verhuisd naar Den Haag, aan
veertien kruiswegstaties voor de St. Ber-
nulphuskerk in Oosterbeek. De staties
worden gekenmerkt door een zeer strak
ke stijl, de gezichten van de figuren zijn
veelal direct te herleiden tot vrienden
van Toorop.
Aan Toorops 60e verjaardag in 1918
werd veel aandacht besteed.
Zo werd in Den Haag een ere-tentoon-
stelling van zijn werk ingericht en publi
ceerde het blad Wendingen een speciaal
voor hem gemaakt gedicht van Verwey,
Aan Toorop.
De criticus Albert Plasschaert beschreef
een van zijn bezoeken aan Toorop aldus
in het Algemeen Handelsblad (1921):
„Je wist, als je dien kop zag uit het Oos
ten, dat die kop iets moest kunnen beden
ken, iets kunnen snel verzinnen tot op bi
zarre manier toe; je wist misschien niet
dadelijk, hoe geconcentreerd die kop met
het groot-golvend haar, zich naar werk
kon toebuigen, en het Toorop onverschil
lig maken, waar hij zat en hoe - als hij lust
tot werken kreeg. Ik zag hem zoo bezig
aan den Pelgrim. Hij was toen gelogeerd
bij juffrouw de Sitter in Domburg. De
groote teekening was vastgezet tegen het
behangsel, ik denk met punaises. Het was
de grootste teekening, die Toorop ge-
De apostel Simon de IJveraar, potlood en krijt
(1909/10).
maakt heeft, op een paar uitzonderingen
na. Het was een teekening, die hij met
hartstochtelijken ijver zou voltooien in
korten tijd, en waar het ornamentale het
realistische verdraagt, en beheerscht.
Toorop („met die lammelingen van bee-
nen zat op een stoel er vlak voor. Hij had
juist de groote neergaande lijn van den
Pelgrim getrokken, en hij zat nu verder te
bouwen, verder te vullen, en groot te hou
den: Dat was het me verbazende: Hij
hield het groot, met zijn neus zoo vlak bij
zoo 'n groote teekening. Ik ken niemand in
Holland, die dat nu kan; misschien moet
je daarvoor een Oosterling zijn.
De opmerking „Waar Toorop is, daar is
ruimte" is ook afkomstig van Plas
schaert. Bij Toorop, de veelzijdige, de
dromerige en tóch daadkrachtige, de nu
eens naïeve, weinig kritische, dan weer
intuïtief scherpe, was alles tussen Oost
en West mogelijk en elke mogelijkheid
werd, of het nu hemzelf betrof of ande
ren, de ruimte gelaten, Wat hij zeggen
wilde, zei hij in zijn werk. Tot het laatst
van zijn leven is hij daarmee bezig ge
weest. De krijttekening Het Gebed vol
tooide hij nog in 1 927, in het voorjaar
van 1 928 stierf hij.
Boekwerken
Dat Toorop zeer begaafd was en prachti
ge schilderijen en tekeningen heeft ge
maakt, is een feit. Dat velen hem te slor
dig met zijn talent en te goedgelovig in
zijn bestaan vinden, is ook een feit. Des
te verheugender is het dat er nu bij de
La Belgique sanglante, potlood en krijt (1914).