In dit opzicht is het veelzeggend dat de
Zeeuwse literator jarenlang deel heeft
uitgemaakt van de kerkeraad der zeer
rechtzinnige gereformeerde gemeente
van Middelburg. Hierbij komt dat de pre
dikanten, met wie hij een meer dan op
pervlakkige band had, allen zonder uit
zondering overtuigd orthodox waren.
Op mindering van het voorgaande
schijnt een passage als de volgende te
komen:
Daer de waerheid is, al waer 't oock in
een Turck of Tarter, daer moet zy
ghelieft, en op haer schoonsten dagh
gestelt werden. Veel teere zieltjes
zijn schouw van een Paeps of Armi-
niaens boeck te handelen: maer in
die leeme en verachte hutjens woo-
nen oock Goden: ghelijck de Philo-
soof sprack. Dat onze passien nie
mand onbezuyst op 't lijf en loopen:
maer laet ons de honingh-rate zoec-
ken, tot binnen in de keie van de
leeuw.I8).
Elders geeft de auteur aan dat hij hier
mee allerminst een relativering van het
calvinistische standpunt beoogt:
Wy moghen ons wel vermaecken, en
zomtijds ons vertreck nemen, in de
lustighe waeranden van de Philoso-
phie en weereldsche wijsheyd, en
zoecken daer ghelijck Samson, den
honingh in de kele van de leeuw zelf:
maer wy moeten daer met onnoozele
ende voorzichtighe ooghen wande
len, zonder ons te vergapen, aen dat
lieffelick ghewas, dat ons zoo vrien
delick toe-lacht.I9).
Zelf schrikt De Brune er niet voor terug
om Thomas a Kempis openlijk aan te
r\ r i i -7 o r-\ o n r\m aan h a m o z~»r> 1 o n ei n -
Huygens; zeker is die invloed i
lijk aan te wijzen.2')-
De Brune's waardering voor Tho
Kempis heeft echter niets met nat
ke verdraagzaamheid, maar we
met zijn piëtistische inslag te n
Het waren immers uitgerekend d
tisten onder de gereformeerden di
der tot indifferentisme te vervalle
er niet voor schaamden publiekelij
komen voor hun voorliefde voorTh
ookal kwam hun dit van de kant va
piëtistische medecalvinisten op h
wijt van heresie te staan22).
Nog in een tweede opzicht komt h
tistische karakter der calvinistiscl
bij De Brune naar voren. Hij leefl
stellige verwachting van de toekor
bekering der Joden23). De twee
na laatste zinnen van de narede v
Hemels-feest, ofte God-vrvchtigh
ringhen. In-ghevallen by ghe/ege
van de betrachtinghe van Christiht
Maeitijdt (1621) luiden:
Ten is niettetwijffelen, off de v
roepinghe en bekeeringe der
sal ons soo wel een groot licl
vreucht en vertroostinghe
brenghen. Daer toe wy God de
sorghvuldelick dienen te bidd'
De in het Piëtisme aantoonbare po:
praktische uitwerking van dit ge
stuk treft men ook bij De Brune ai
distantieert zich van Jodenhaat24
Kritiek
Primair voor het Piëtisme is de krit
bestaande en zelfs heersende et)
en religieuze toestanden en opvatt
Reeds een zeer oppervlakkige ki