WOONVOORKEUREN VAN OUDEREN
EN DE BETEKENIS VAN DE „ZORGZAME SAMENLEVING
IN NOORD- EN ZUID-BEVELAND Frans Thissen
Inleiding
Een onderzoek naar de woonvoorkeuren
van ouderen in Zeeland is om drie rede
nen actueel. Allereerst heeft de provin
cie Zeeland in het Streekplan Zeeland
(1 988) een koers uitgezet voor een ne-
derzettingenbeleid gebaseerd op woon
voorkeuren van bewoners en de concur
rentiekracht van woonmilieus. Woon
voorkeuren zijn echter slechts ten dele
bekend. Een onderzoek naar woonvoor
keuren van ouderen kan de aanpak van
de provincie verder onderbouwen, dan-
wel de consequenties van deze aanpak
schetsen.
Een tweede terrein waarvoor een onder
zoek naar woonvoorkeuren van ouderen
in Zeeland van betekenis kan zijn, is de
discussie over de mogelijke en gewenste
toekomst van Zeeland en de daarvoor te
ontwikkelen strategie. In deze discussie
gaat het in feite om het zoeken naar een
regionale basis. De ontwikkeling van het
wonen en de recreatie - meer consump
tieve sectoren in de samenleving - bie
den wellicht aantrekkelijke perspectie
ven voor Zeeland, ook in de vorm van ver
zorgende en toeristische werkgelegen
heid1). De ontwikkeling van een woon
functie voor ouderen is onderdeel van
het perspectief „Zeeland als vrijetijdsmi-
lieu". Toch is er onzekerheid en ambiva
lentie in Zeeland met betrekking tot het
ouderenmodel te bespeuren. Welke
plussen en minnen heeft Zeeland voor
ouderen in petto en waar zijn die te vin
den én welke plussen en minnen bren
gen ouderen voor Zeeland met zich mee
en waar komen die voor- en nadelen te
recht?
Een derde terrein waarover op basis van
het onderzoek uitspraken zijn gedaan is
het ouderenbeleid in Zeeland. Op dit ter
rein zijn onder meer de volgende twee
ontwikkelingen gaande: een toename
van het aandeel ouderen dat zelfstandig
woont en substitutie van intramurale
voor extramurale zorg en van professio
nele zorg voor zelfzorg en vrijwilligers-
hulp2). De „zelfzorgende" en „zorgza
me" samenleving zijn scenario's die on
der druk van de omstandigheden of op
grond van gewenste maatschappelijke
ontwikkelingen naar voren worden ge
bracht.
Uiteraard heeft het uitgevoerde onder
zoek niet de pretentie op alle hier geop
perde vragen definitieve antwoorden te
geven. Daarvoor is de problematiek te
veelsoortig en het onderzoek te beperkt
in omvang geweest.
In het onderzoek stonden drie vragen
centraal: Wat zijn de woonvoorkeuren
van ouderen in Zeeland?; In hoeverre is
er sprake van een „zorgzame samenle
ving" voor Zeeuwse ouderen?; en ten
slotte: In hoeverre heeft het bestaan van
een „zorgzame samenleving" voor oude
ren in Zeeland betekenis voor het oor
deel dat ouderen hebben over hun
woonsituatie?
Aan de hand van deze drie vragen zullen
de belangrijkste resultaten van het on
derzoek worden samengevat. Allereerst
wordt kort de opzet van het onderzoek
beschreven. Tenslotte wordt ingegaan
op enkele van de aanbevelingen op de
drie hiervoor aangegeven beleidsterrei
nen.
De opzet van het onderzoek
Voor de opzet zijn twee beslissingen van
belang geweest. Allereerst is binnen de
groep zelfstandigwonende ouderen
apart aandacht besteed aan recent in
hun woonplaats gevestigde ouderen en
ouderen die daar al langer woonden. De
grens tussen „recent gevestigd zijn" en
„langere woonduur" is gelegd bij een
woonduur van vijfjaar. Recent gevestig
de ouderen zijn interessant omdat hun
herkomst, hun verhuisgeschiedenis,
hun verhuismotieven, hun kenmerken en
meningen informatie verschaffen over
de plussen en minnen die Zeeuwse
woonmilieus voor zich vestigende oude
ren in petto hebben.
Ouderen met langere woonduur kunnen
daarnaast niet buiten beschouwing wor
den gelaten. Er zijn - afgezien van de
sterke geworteldheid die zij in het alge
meen vertonen - belangrijke verschillen
met recent gevestigde ouderen. Zij zijn
in het algemeen ouder, minder vaak al
leenstaand en minder welgesteld.
Een tweede belangrijke beslissing be
treft de binnen Zeeland te onderschei
den woonmilieus. Woonvoorkeuren van
ouderen zijn opgespoord door het oor
deel over de eigen woonsituatie te be
schrijven van ouderen wonend - al of
niet recent gevestigd - in de voor Zee
land kenmerkende woonmilieus. Binnen
de Zeeuwse regio's (woningmarktgebie
den) kan steeds een onderscheid wor
den gemaakt tussen het regionale cen
trum (de „stad"), de wat grotere platte
landskern (veelal de hoofdkern van een
plattelandsgemeente) en de kleine kern
(met een gering aantal inwoners, een be
perkt voorzieningenniveau en in samen
hang met een perifere ligging in de re
gio, een ongunstige bevolkingsontwik
keling) 3).
Op basis van het onderscheid in twee
categorieën ouderen naar woonduur en
het onderscheid van drie woonmilieus
zijn zes groepen onderscheiden die in
het onderzoek een centrale rol spelen (fi
guur 1).
Het onderzoek is begin 1 987 uitgevoerd
onder ouderen wonend in het regionale
centrum Goes, de grote plattelandsker
nen Heinkenszand, 's-Gravenpolder en
Kortgene en de kleine kernen Colijns-
plaat, Kats, Baarland, Borssele, Driewe
gen, Ellewoutsdijk, Nisse en Oudelande
(zie figuur 2). In totaal zijn door 60 stu
denten sociale geografie 298 ouderen
geënquêteerd. Met 1 3 recent gevestig
de ouderen en 1 6 ouderen met langere
woonduur zijn aanvullend open inter
views gehouden.
Recent gevestigde ouderen komen niet
allemaal van buiten Zeeland. In Goes
kwam slechts 30% van de recent geves-
Figuur 1
OUDEREN IN RURALE WOONMILIEUS
Woonmilieu
Woongeschiedenis
recent gevestigde
ouderen
ouderen met
langere woonduur
regionaal centrum
1
4
grote plattelandskernen
2
5
kleine kernen
3
6