woonvoorkeuren van ouderen en de betekenis van de „zorgzame samenleving" in noord- en zuid-beveland 90 gebruikte voorzieningen in het dorp. Er is een duidelijke samenhang tussen de aanwezigheid van voorzieningen in de eigen buurt of het eigen dorp en het oor deel over de nabijheid van voorzienin gen4). We mogen concluderen dat in een regionaal centrum als Goes een wijkgerichte organisatie van voorzienin gen en een goede bereikbaarheid van voorzieningen voor ouderen een punt van zorg is. Dit sluit direct aan bij de in de Nota Ouderenbeleid van de gemeente Goes (1986) geformuleerde algemene principes. Vier van deze principes - uit gangspunten voor een gemeentelijk ou derenbeleid op korte en lange termijn - betreffen de nabijheid van voorzienin gen5). Dat ouderen in kleine kernen minder vaak positief oordelen over de nabijheid van voorzieningen - overigens eveneens in samenhang met een beperkte aanwe zigheid van deze voorzieningen in het ei gen dorp - is minder verrassend. Ook uit ander - recent uitgevoerd - onderzoek blijkt dat voor ouderen in kleine kernen de aanwezigheid van voorzieningen in kleine kernen van betekenis is voor de activiteiten die zij ontplooien6). De pro blematiek is in kleine kernen duidelijk in grijpender dan elders. Dat blijkt uit het feit dat alleen in kleine kernen een sa menhang bestaat tussen het oordeel over de nabijheid van voorzieningen en het oordeel over de totale woonsituatie. Het relatief positieve oordeel over een groot aantal aspecten van de woonsitua tie in grote plattelandskernen blijkt te vens uit het oordeel dat recent gevestig de ouderen geven over hun nieuwe woonsituatie in vergelijking met de vori ge woonsituatie (figuur 5). Op alle on derscheiden aspecten van de woonsi tuatie blijken recent gevestigde ouderen in grote plattelandskernen minder vaak negatief dan de recent gevestigde oude ren in de twee andere woonmilieus. Vooral de vergelijking van het sociaal kli maat in de vorige woonsituatie met die in Goes en vergelijking van de sociale én bereikbaarheidssituatie in de vorige woonplaats met die in kleine kernen vallen vaak negatief uit. Meer dan 70% van de recent gevestigde ouderen in kleine kernen beoordeelt het sociale kli maat aldaar als minder aantrekkelijk dan in de vorige woonplaats. Figuur 4. AANWEZIGHEID VOORZIENINGEN IN BUURT/DORP ouderen met langere woonduur (boven) en recent gevestigde ouderen (onder) milieutypen: Goes Grote rurale kernen Kleine kernen Goes Grote rurale kernen Kleine kernen 025% 50% 75% 100% percentages 70 Ü1 70 - 100 100 (allen) Figuur 5. WOON Ml LI EU-REFERENTIE negatieve beoordeling van huidige woonmilieu in verband met vorige woonmilieu referentiesoorten: situationeel 0% 20% 40% 60% 80% respondenten met negatief oordeel BB Goes ÜH Grote rurale k Hü Kleine kernen woning landschap sociaal

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 12