woonvoorkeuren van ouderen en de betekenis van de „zorgzame samenleving"
in noord- en zuid-beveland 92
boodschappen doen, de maaltijden
klaarmaken, de was doen, de eigen ad
ministratie verzorgen en dergelijke) zei
meer dan driekwart van alle ouderen dat
zij dat zelf deden, of dat hun partner dat
deed. Dat betekent overigens niet dat
ouderen weinig hulp zouden ontvangen.
Meer dan de helft van de ouderen ont
vangt wel eens hulp van formele aard. Zo
heeft 35% huishoudelijke hulp, wordt
10% wel eens bezocht door een maat
schappelijk werkster en wordt 1 4% wel
eens bezocht door de wijkverpleging.
Ongeveer tweederde van alle ouderen
zegt met een zekere regelmaat informele
hulp (van familie, kennissen of vrienden
en buren) te ontvangen. Het zijn meestal
familieleden die informeel hulp verle
nen: bij huishoudelijk werk, het doen van
boodschappen, de was doen, reparaties
en klusjes in en bij huis, het invullen van
formulieren en dergelijke, hulp bij ziekte
en vervoer met de auto.
De verschillen tussen de drie typen
woonmilieus wat betreft het ontvangen
van hulp zijn niet groot (figuur 7). Wel
kan worden geconstateerd dat informele
hulp niet het spiegelbeeld vormt van for
mele hulp. Ook blijkt informele hulp veel
al niet persé lokaal. Lokale informele
hulp - hulp van buren - heeft alleen in
kleine kernen nog enige betekenis, al
thansals men daar al langer woont. 20%
van de ouderen in kleine kernen die daar
al langer wonen krijgen op een of andere
manier hulp van hun buren. In de andere
kernen is dit de helft, ongeveer 10%.
Van de ouderen die nog maar kort in klei
ne kernen wonen ontvangt vrijwel nie
mand hulp van buren.
Formele en informele hulp blijken een
verschillend karakterte hebben. Formele
hulp vertoont bijvoorbeeld een sterke
samenhang met fysieke validiteit. De sa
menhang tussen fysieke validiteit en in
formele hulp is minder sterk, tussen fy
sieke validiteit en lokale informele hulp
nog minder7). Het verschillend karakter
van informele en formele hulp blijkt ook
uit de aard van de samenhang met het
oordeel over de woonsituatie. Het ont
vangen van informele hulp heeft voor
ouderen met een langere woonduur
vooral een sociale functie en wordt posi
tief geïnterpreteerd. Dit in tegenstelling
tot formele hulp welke samenhangt met
een kritische houding ten opzichte van
de woonomgeving.
Figuur 7.
FORMELE EN (LOKALE) INFORMELE HULP
ouderen met langere woonduur (boven) en
recent gevestigde ouderen (onder)
Goes
Grote rurale kernen
Kleine kernen
Goes
Grote rurale kernen
Kleine kernen
0% 20% 40% 60% 80%
percentage dat hulp ontvangt
ÜHI formeel informeel ÜÜ1 lokaal informeel