woonvoorkeuren van ouderen en de betekenis van de „zorgzame samenleving" in noord- en zuid-beveland 95 voorbeeld van de kinderen) en formele hulp (bijvoorbeeld van de wijkverple ging) hebben een verschillend karakter. Een verschuiving naar meer informele hulp is ook moeilijk omdat de mogelijkheden voor informele hulp zelf in een aantal opzichten minder perspec tief hebben. Het zal steeds moeilijker worden een beroep te doen op de part ner, de kinderen en de buren. Verbete ring van de „zelfzorg" en verruiming van de mogelijkheden voor zorg binnen an dere relatievormen dan het traditionele huishouden en tussen ouderen zijn aan te bevelen. Ouderen zullen steeds vaker aangewezen zijn op lotgenoten. In het ontwikkelen van de woonfunctie voor ouderen in Zeeland kan men hierop in spelen: door ook huisvestingsvormen te creëren voor andere dan traditionele re latievormen, door aandacht te besteden aan sociale veiligheid en de nabijheid van zorg. Op die manier kan Zeeland op een toekomstgerichte wijze inspélen op het ontstaan van een „zorgzame samen leving". Opmerking: Dit artikel is een weergave van een inleiding gehouden op 26 okto ber 1988 in Goes, waarbij een exem plaar van het onderzoeksverslag „Oude ren in rurale woonmilieus; het sociale netwerk, de hulpverlening en het oordeel over het woonmilieu van ouderen in Noord- en Zuid-Beveland" (auteurs: S. Musterd en F. Thissen) aan de gedepu teerde mevrouw E. Maris-Koster werd aangeboden. Het onderzoeksverslag is uitgegeven door het Instituut voor So ciale Geografie Universiteit van Amster dam, ISBN 90-6993-031-5. Noten: 1. Zie voor deze discussie: Kan het wel minder?; toekomstverkenningen bij het 40-jarig bestaan van de Stichting Zeeland. Middelburg, 1 988 en R. van Engelsdorp Gastelaars e.a.. Ruimtelijke verkenningen; drie schetsen voor detoekomsti- ge inrichting van Nederland. Delftse Universi taire Pers. Delft, 1987. 2. Oud en zelfstandig; een onderzoek naar de voorzieningen voor ouderen in Zeeland, provin cie Zeeland. Middelburg, 1 984 en Inventarisa tie thuiszorg in Zeeland, Zeeuwse Raad voor Ouderen, Stichting Zeeland. Middelburg, 1 988. 3. J. L. Sehlmeier, F. Thissen en I. Westervoorde, Woonmilieudifferentiatie en maatschappelijke ongelijkheid binnen Zeeland. Geografisch Tijd schrift, 1986, XX, 2, pp. 123-137. 4. Cramer's V .28 (p. <0.01). 5. Zie Nota Ouderenbeleid; schets van een samen hangend gemeentelijk ouderenbeleid tussen 1986 en 2000. Goes, 1986, p. 32-33. 6. Zie A. A. H. M. Kempers-Warmerdam, Vergrij zen in het groen; het bereik van ouderen en de bereikbaarheid van voorzieningen in landelijke 9. gebieden. Nederlandse Geografische Studies 59, Utrecht/Amsterdam, 1988. 7. De berekende samenhangsmaten (Cramer's V) waren resp. .50 (p <.01.50 (p <.01en .1 6 (p <.05). 8. R. Gibbins, Incomes of elderly in rural Norfolk. In: The changing countryside (eds. C. Clark, F. Thissen en J. Groenendijk), Norwich, 1984, pp. 137-144. Bartlema, Van Nimwegen en Moors (Kleinere families, verdwijnende verwanten en de zorg voor bejaarden. Demos, 1 986, 2, 5, pp. 33-36) schatten dat het aantal verwanten van een be jaarde vrouw in de leeftijdscategorie 65-69 zich zal ontwikkelen va n 5,3 in 19 84 tot 3,1 in2030. In 1 939 was dit getal nog 6,3.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 17