polders en waterschappen van het voormalige waterschap axeler ambacht
101
Organisatie van het polder- en water
schapsbestuur
Het bestuur en beheer van polders of
waterschappen was voor de concentra
ties tot grotere waterschappen in han
den van een dijkgraaf, twee of meer ge
zworenen en de vergadering van stem
gerechtigde ingelanden. In de zeven
tiende eeuw komt de omschrijving van
dijkschout en schepenen een enkele
keer voor"). Dijkgraaf en gezworenen
werden benoemd door de Kroon, uit een
voordracht van de vergadering van de
ingelanden, in het geval het polderbe
stuur zeewaterkerende werken beheer
de. Als dit niet het geval was, dan wer
den de dijkgraaf en de gezworenen be
noemd door de vergadering van de inge
landen. Het aantal gezworenen werd be
paald door de vergadering van de inge
landen, met een minimum aantal van
twee. Kleine polders hadden tot om
streeks 1 850 een beheerder, die ook de
financiële administratie voerde. Na die
tijd was het polderbestuur meestal sa
mengesteld uit een dijkgraaf en een
plaatsvervangend-dijkgraaf. De verga
dering van de ingelanden bestond uit de
eigenaren van een van te voren bepaalde
hoeveelheid hectaren grond. Deze inge
landen werden als stemgerechtigde in
gelanden aangeduid. De vergadering
van de ingelanden had de algemene lei
ding en was belast met het nemen van
besluiten inzake de zeewering, af- en
uitwateringswerken, polderwegen, het
vaststellen van begrotingen, rekeningen
en het dijkgeschot en het nemen van be
sluiten inzake geldleningen en eigen
dommen.
Dijkgraaf en gezworenen hadden de da
gelijkse leiding en waren onder meer be
last met de voorbereiding en de uitvoe
ring van alle besluiten van de vergade
ring van de ingelanden. Verder hield dit
bestuur toezicht op de uit te voeren wer
ken, het beheer van eigendommen, het
houden van schouwingen in het belang
van de afwatering, en het beheer van de
financiën. Dijkgraaf en gezworenen wer
den bijgestaan door een penningmees
ter, vanaf omstreeks 1 840 ontvanger
griffier genoemd. In de negentiende
eeuw was de functie van ontvanger-grif
fier een geliefde nevenfunctie van nota
rissen en ambtenaren ter gemeentese
cretarie. Meerdere polders en water
schappen hadden dezelfde functionaris
in dienst28). Andere ambtenaren in
dienst van de polder waren polderarbei
ders, sluis- en dijkwachters. Grote pol
ders en waterschappen hadden een ei
gen waterbouwkundig-ingenieur.
Sommige calamiteuze polders kenden
voor de werkzaamheden die verband
hielden met de zeewering en de oever
verdediging een afzonderlijk bestuur
voor de waterkering. Zo werd in 1871
een bestuur voor de waterkering van de
calamiteuze polders Margaretha, Kleine
Huissens en Eendragt opgericht. De da
gelijkse leiding was in handen van een
dijkbestuur, bestaande uit een voorzitter
en leden. De algemene leiding was in
handen van de dijkraad, waarin de verte
genwoordigers van de calamiteuze en
van de bijdragende polders waren opge
nomen. Ambtelijke ondersteuning werd
geleverd door een secretaris-ontvanger
en een waterbouwkundig-ingenieur.
Afwatering
Het op peil houden van het polderwater
was een voortdurende zorg voor de pol
ders en waterschappen. Tijdens de be
dijking werden er ook sluizen gebouwd,
die het water rechtstreeks afvoerden op
zee, zeearm of kreek. Lozing van het wa
ter in de zich tot ver in het land
uitstrekkende zeearmen was alleen mo
gelijk bij eb. Door de aanwezigheid van
kreken, en in vroeger tijden zeearmen en
geulen, kon er in Zeeuwsch Vlaanderen
altijd op natuurlijke wijze worden
afgewaterd door middel van uitwate
ringssluizen29). Aan de lozing via de
zeearmen kwam een einde door nieuwe
inpolderingen, waardoor meer polders
het water moesten lozen via één of meer
voorliggende polders. Daarom sloten de
polders een overeenkomst met de voor
liggende polder, waarbij de afwatering
werd geregeld30). Zo sloten enkele pol
ders met de voorliggende Zaamslagpol-
der in de zeventiende eeuw suatiecon-
tracten31). De polder die de afwatering
verzorgde ontving een bepaalde vergoe
ding voor de afvoer van het ontvangen
water. De ingelanden van de polders die
hun water aanboden betaalden hiervoor
meestal suatiegeld. Ook kwam het wel
eens voor dat de watergang in de afwa
terende polder op kosten van de achter
gelegen polders werd verdiept en onder
houden32).
Vaak gaf de suatieregeling tussen twee
of meer polders problemen. Als de voor
liggende polder het waterbezwaar niet
aankon, kreeg hij moeilijkheden met de
achterliggende polders en waren de be
schuldigingen niet van de lucht.
Eén van de bepalingen van de Vrede van
De Buthduiker langs de Axelse kreek (foto L. M. H.).