polders en waterschappen van het voormalige waterschap axeler ambacht
104
Calamiteuze polders
Voor vele zeewerende polders waren de
kosten voor beheer en onderhoud van de
zeedijken zo hoog dat zij die niet alleen
konden opbrengen. De achterliggende
polders die baat hadden bij een goede
voorliggende waterkerende polders wa
ren echter niet altijd bereid om mee te
betalen. De zeewerende polders werden
dan ook gedwongen bij het gewestelijk
bestuur om geldelijke ondersteuning te
vragen. In 1751 werden de achterlig
gende polders verplicht om mee te beta
len aan polders in nood. Hiermee was het
probleem van de kranke of calamiteuze
dijkagies nog niet opgelost, want de on
wil bleef. Het onderhoud van de calami
teuze polders heeft de Staten van Zee
land veel geld gekost45).
Het vastleggen van bepalingen voor de
calamiteuze polders kostte veel tijd. In
1791 verscheen „het reglement op de
dijkagien binnen de Provincie van Zee
land", dat onder meer de subsidiëring
van de calamiteuze polders regelde. Het
reglement bevatte een bijna volledige
codificatie van het Zeeuwse water
schapsrecht en was ook van toepassing
voor het Committimus. De Staten van
Zeeland delegeerden aan de Gecommit
teerde Raden het toezicht op de polders
en waterschappen. Zonder hun toe
stemming mochten er geen nieuwe wa
terstaatswerken worden uitgevoerd of
veranderingen aan de zeedijken worden
aangebracht46). Op grond van het regle
ment verschenen er Landsinspecteurs
van de Zeewerken, die de waterstaats
werken inspecteerden47).
In de Franse tijd kwamen de polders en
waterschappen onder het bestuur van
de waterstaat, met een onderbreking
tussen 1801 en 1807, toen beheer en
toezicht werden uitgeoefend door het
Departementale Bestuur48).
In de negentiende eeuw bleef het vraag
stuk van een betere regeling ten behoe
ve van de calamiteuze polders actueel.
Vooral de vele oever- en dijkvallen langs
de zeewerende polders bleven proble
men geven voor de calamiteuze polders.
Bij Koninklijk Besluit van 1 7 december
1819 kwamen de calamiteuze polders
onder beheer van de algemene directie
van Rijkswaterstaat.
Bij de wet van 1 9 juli 1 870, waarbij de
voorwaarden voor subsidiëring van cala
miteuze polders door het Rijk werden
gesteld, en in het Reglement voor de ca
lamiteuze polders en waterschappen in
Zeeland van 11 augustus 1 871werden
het bestuur, het toezicht en de verdeling
van de kosten geregeld49). Polders die
wegens te zware lasten voor de zeewe
ring en oeververdediging calamiteus
verklaard wilden worden, moesten een
verzoek daartoe richten aan Provinciale
Staten van Zeeland. De calamiteus ver
klaarde polders betaalden gedurende
vijf jaar na de calamiteusverklaring een
dijkgeschot, bestaande uit de onzuivere
opbrengst van de gronden; daarna be
taalden zij de helft daarvan, na aftrek van
de grondlasten. Met „onzuivere op
brengst" werd bedoeld de geschatte ge
middelde pachtwaarde van de grond. De
achterliggende polders waren verplicht
om de aan de polder grenzende binnen
dijken te onderhouden. Deze polders
werden „bijdragende polders" ge
noemd. In plaats van het subsidiestelsel
kwam nu het liniestelsel. De overige kos
ten werden voor eenderde deel door de
Provincie Zeeland betaald en voor twee
derde deel door het Rijk50).
Voor de calamiteuze en bijdragende pol
ders in de eerste linie werden afzonder
lijke waterschappen opgericht, de zoge
naamde waterkeringen, die zich bezig
hielden met het buitenbeheer. Voor de
waterkerende calamiteuze polders Mar-
garetha. Kleine Huissens en Eendracht
werd in 1871 een waterkering opge
richt. Na de calamiteusverklaring van de
polders Ser Lippens en Nieuw Othene in
1924 werden deze polders aan de
waterkering toegevoegd.
Concentratie
De kleinschaligheid en de versnippering
van het zelfstandige bestuur van de pol
ders en waterschappen, met de daarmee
samenhangende tegengestelde belan
gen tussen polders onderling, zijn altijd
een discussiepunt geweest. Bij be
schouwingen over de voor- en nadelen
van polderconcentratie waren de voor
delen altijd groter: een kleiner aantal pu
blieksrechtelijke lichamen, lagere be-
stuurskosten, minder administratieve
beslommeringen, een betere organisatie
van de afwatering en het onderhoud van
dijken en andere waterstaatswerken en
evenredige verdeling van de financiële
lasten.
In de zestiende eeuw was concentratie
of bestuurscentralisatie van de polders
politiek van de landsheer. Zo werd in
1576 het waterschap „Het Quartier van
Ter Neusen" opgericht, waarbij de wa
terkerende polders rond Terneuzen on
der één bestuur werden gebracht5'). De
Staten van Zeeland gingen na de Tach
tigjarige Oorlog, toen vele bedijkingsoc
trooien werden uitgegeven, niet over tot
concentraties van polders. De enige sa
menvoeging van polders vond plaats bij
de instelling van een „communiteits-" of
bedijkingswaterschap: oude geïnun
deerde polders werden bestuurlijk onder
één organisatie gebracht, zoals bijvoor
beeld de polder Zaamslag en de water
schappen Koegors c.a. en Zuid c.a.52).
In de zeventiende en achttiende eeuw
was de evenredige verdeling van de fi
nanciële lasten het struikelblok voor
concentratie53).
Op grond van het Franse reglement uit
1 811 werd de voormalige Noordvlaam-
se kuststrook ingedeeld in zes polderar
rondissementen. De ring Axel omvatte
ongeveer het gebied van het latere Wa
terschap Axeler Ambacht, met dit ver
schil dat de polders ten westen van Ter-
neuzen ook bij de ring hoorden. Het
Franse dijkringensysteem was niet al
leen geografisch van aard, maar ook ad
ministratief, voor het beheer van de bui
tendijken onder het algemeen bestuur
van de Waterstaat. Het systeem bestond
echter meer in theorie dan in de
praktijk54).
In 1813 kwam het vroegere Staats-
Vlaanderen als deel van Zeeland bij het
Koninkrijk der Nederlanden. De oude
rechten werden hersteld. De polders en
waterschappen kregen weer hun zelf
standigheid.
In 1829 zonden de polders van Axeler
Ambacht een verzoekschrift aan Koning
Willem I, waarin de hoge contributie
voor de calamiteuze polders werd gehe
keld. Men vond de financiële ondersteu
ning ten behoeve van deze polders, zoals
bepaald door het Franse reglement uit
1 81 1in strijd met de huidige opvattin
gen over het verlenen van subsidie aan
calamiteuze polders55).
In 1904 werden er vergaande plannen
door Gedeputeerde Staten opgesteld
om tot concentratie van alle polders en
waterschappen in Axelambacht te ko
men. De aanleiding voor het onderzoek