ZEEUWS TIJDSCHRIFT JAARGANG 39
nummer 3 -1989
WORDEN ZEEUWEN VEEL OUDER?
Een schets van regionale vergrijzing Peter van den Dries
In augustus 1988 werd mevrouw La-
bruyère uit Vlissingen 108 jaaroud.twee
maanden later volgde mevrouw De Groot
uit dezelfde havenstad met een monu
mentale leeftijd van 106 lentes. Eerst
genoemde zou volgens de statistieken
hiermee de oudste vrouw van Nederland
zijn en tevens de oudste Zeeuwse die
ooit geleefd heeft. Is dit verschijnsel een
incident of een trend? Worden Zeeuwen
ouder dan andere Nederlanders?
Het zal algemeen bekend zijn dat de be
volking steeds ouder wordt (vergrijzing)
en tegelijkertijd het aantal geboorten te
rugloopt (ontgroening). Verloopt dit pro
ces in alle provincies even snel of is er
sprake van interregionale en zelfs intra-
regionale verschillen in vergrijzings
graad? Tegelijkertijd wordt er gesproken
van een dubbele vergrijzing omdat het
aantal hoogbejaarden sneller toeneemt
dan het aantal mensen van 65 tot 80
jaar.
We zullen ingaan op de bevolkingsdyna-
miek van zowel Nederland in het alge
meen als Zeeland in het bijzonder. Voor
wat betreft het vergrijzingstempo wordt
Zeeland met Nederland vergeleken
(macro-niveau). Vervolgens worden de
gebieden binnen Zeeland bekeken (me-
so-niveau) en tenslotte de gemeenten
onderling (micro-niveau).
We sluiten af met een toekomstprogno
se omdat de voortdurende stijging van
de gemiddelde leeftijd en de gewijzigde
bevolkingsopbouw voor de nabije toe
komst een aantal belangrijke implicaties
hebben voor de samenleving en voor het
beleid.
Algemene bevolkingsdynamiek
Een bevolking van een land wijzigt zich
naar aantal en samenstelling. Zo ook de
Nederlandse bevolking. Waren er in
1800 nog maar circa twee miljoen inwo
ners, in 1988 waren dat er ruim veertien
miljoen. Een absolute groei dus van
twaalf miljoen zielen, die veroorzaakt
werd door een aantal factoren. De twee
hoofdgroepen van factoren zijn de na
tuurlijke en de sociale bevolkingsgroei.
De eerste gaat over geboorte- en sterfte
cijfers, de tweede over emigratie en im
migratie. Op deze laatste gaan we hier
niet verder in.
Het aantal kinderen dat in een land ge
boren wordt is meestal groter dan het
aantal mensen dat sterft. Het verschil
hiertussen wordt bevolkingsoverschot
genoemd. Omdat we hier graag bevol
kingscijfers met elkaar willen vergelij
ken, hebben we niet zoveel aan louter
absolute aantallen. De relatieve of pro
centuele bevolkingscijfers worden uit
gedrukt in promillen, dus perlOOO men
sen in een gebied.
Zo was het geboortecijfer (het aantal ge
boorten per 1000 inwoners) in 1970
18%o, het sterftecijfer (het aantal sterf
gevallen per 1000 inwoners) 8%o. Het
geboorte-overschot resulteert dan in
10%o oftewel 1 groei. De geboorte- en
sterftecijfers dalen nog steeds: in 1890
was de nataliteit 32%o, nu zitten we op
13%o. De mortaliteit daalde in dezelfde
Figuur 1.
periode van 25 %o naar 8%o. Al met al
blijft het saldo positief,hetgeen tot ge
volg heeft dat de bevolking langzaam
blijft groeien, en wel met minder dan een
half procent.
In de Bondsrepubliek Duitsland bijvoor
beeld gaan er sinds enkele jaren meer
mensen dood dan er bijkomen, met als
gevolg: een afnemende bevolking. Bij de
daling van geboorte- en sterftecijfers
moeten we ook wat kanttekeningen
plaatsen. Figuur 1 laat duidelijk zien dat
er tijdens de beide Wereldoorlogen een
hoger sterftecijfer was. Na beide conflic
ten schiet het aantal geboorten omhoog.
De stijging na de Tweede Wereldoorlog
wordt in vaktermen aangeduid met de
„babyboom" en heeft grote gevolgen
gehad voor tal van voorzieningen (scho
len, huizen, wegen etc.) in onze samen
leving.
Deze explosie van geboorten zal ook in
de toekomst nog doorwerken, daar de
Veranderingen in het geboorten- en sterftecijfer van Nederland