IV. DE PERIODE 1918-1940 De produktie bleef na 1918 nog vijf jaar beneden het in 1 91 3 bereikte aantal. Dit kwam doordat verschillende landen, die in de jaren van de oorlog geen caps had den kunnen betrekken van The Vitrite Works, eigen fabrieken hadden opge richt, waardoor na 1918 een scherpe concurrentiestrijd ontbrandde. Een lichtpunt in deze moeilijke jaren was de in 1 920 tot stand gekomen samenwer king met de N.V. Philips' Gloeilampenfa brieken. Philips verkreeg een halve par ticipatie in het maatschappelijk kapitaal en de raad van commissarissen werd nu paritair samengesteld met drie Zeeuwse en drie Philips-commissarissen. De laat- sten waren de heren dr. A. F. Philips, mr. H. F. van Walsem en P. N. L. Staal. Een le veringscontract verzekerde vaste leve ranties aan Philips. Een belangrijke opleving kwam als ge volg van de hoogconjunctuur in de tweede helft der jaren twintig. In 1 929 bereikte de afzet het tot dan grootste aantal van 1 50 miljoen caps. De perso neelssterkte was toen ongeveer 650. Sindsdien ging het echter weer bergaf waarts. De crisis in de wereldeconomie die volgde trof de afzet van Vitrite zwaar. Bovendien leed men onder de druk van de Duitse concurrentie, die dankzij grote regeringssubsidies tegen moordende prijzen kon exporteren. Men verheugde Hulzentrekkerij omstreeks 1923. zich al wanneer de jaarafzet de 80 mil joen stuks haalde. In deze jaren werden herhaaldelijk groepen van arbeiders ontslagen om bij een vaak kortdurende opleving weer te worden aangenomen. De politieke ontwikkelingen in Duitsland oefenden een steeds negatievere in vloed uit op de welvaart in Europa. Voor de fabriek in Middelburg had dit tot ge volg dat gedurende geruime tijd een ver korte werkweek moest worden inge steld. Evenals voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog het geval was ge weest, deed zich ook in 1 939 een grote drukte voor: 170 miljoen caps werden afgeleverd. In de jaren tussen de beide oorlogen had men zich niet door de herhaalde tegen slagen met de buitenlandse afzet laten ontmoedigen, om zich des te meer in te spannen voor een verbetering van de ou tillage. In de glasperserij werden steeds meer vitriteermachines TD055 in ge bruik genomen, die voor de hoofdsoor ten E27, E14 en B22 voorzien werden van aanvoertrommels voor de mantels en semi-automatische apparatuur voor het inleggen van de contacten. De hier mee uitgeruste glaspersen werden door één man bediend. Het vitriteren van an dere typen moest met tweemansbedie ning geschieden. De glasvulling werd verbeterd door de toepassing van een doseerschijf; later werd daar een afsnij- mes aan toegevoegd, waardoor vitrite- draden werden voorkomen. Bij stilstand werd de glasstraal weggeblazen met blowerlucht. Deze methode werd uitge breid met het passeren van een lege mal. Omstreeks 1930 slaagde men erin het ponsen en inleggen van de ovale contac ten van B22-caps op de machine te combineren. Doordat de invoer van de mantel en van de contacten nu geauto matiseerd was, kon de machinebediener meer aandacht wijden aan het regelen van de glasvulling in de cap. Voor het verkrijgen van een zo constant mogelij ke vulling had hij nu de handen vrij om de dikte van de glasstraal te beïnvloeden door regeling met de gaskraan, terwijl hij tevens de snelheid van de TD055- machine kon bijregelen. Daarnaast was het de taak van de perser de kwaliteit van de caps te controleren. Hoewel het vitriteren van de meeste typen nu ma chinaal geschiedde, bleef de hand perse- rij in stand terwille van enkele bijzondere vormen van lampcaps. Tijdens een reis naar de Verenigde Sta ten in 1925 bezocht ir. Ghijsen het in dieptrekpersen gespecialiseerde bedrijf van de Waterbury Farrell Foundry and Machine Company in Waterbury (Con.). Zijn bijzondere belangstelling ging uit naar de zogenaamde volgpersen, ma chines ingericht voor een aantal opeen volgende bewerkingen van dieptrekma- teriaal (messing, aluminium, ijzer). Zij waren dus uitermate geschikt voor het trekken en vormen van hulzen voor lampcaps. Spoedig na zijn terugkeer in Middelburg tekende ir. Ghijsen een or der voor de levering van een W.F.-volg- pers met 7 posities en een produktie- snelheid van 90 stuks per minuut. Toen deze machine in de hulzentrekkerij was geïnstalleerd, voldeed zij zo goed dat nog enige grote en kleine persen met acht posities werden besteld. Een volg- pers doet het werk van verscheidene af zonderlijke machines en bovendien in een veel hoger tempo. Dit betekende dus een belangrijke verhoging van de produktiviteit. Men besloot het bouwen van volgpersen zelf ter hand te nemen. In de jaren tot 1939 werden tientallen grote, met de aanduiding AL, en kleine, als AK aangeduide, volgpersen ge bouwd met 1 0 en 12 posities. Later, na de tweede wereldoorlog, heeft men in

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 13