r A
15
aanwezige directeur Köhn. Deze heeft
het bestaan van het bedrijf nog enige ja
ren weten te rekken, totdat op 30 januari
1 937 het faillissement definitief werd
uitgesproken.
Toch was het avontuur nog niet ten ein
de want bij de liquidatie bleek dat de no
taris nalatig was geweest bij de vesti
ging der onderneming in 1931 een hy
potheekschuld correct te notuleren. Dit
was aanleiding voor The Vitrite Works
als schuldenaar een claim in te dienen
van 40.000 RM. Midden in de jaren der
Duitse bezetting 1940-1944 ontving
men in Middelburg onverwachts een
aanzienlijke uitkering uit deze vordering,
een meevaller die zeer welkom was.
De directeuren-oprichters
Wij zagen hoe in september 1893 op
initiatief van twee jonge Middelburgers,
C. Boudewijnse en M. A. van der Leijé, de
voortzetting tot stand kwam van het be
drijf van de in staat van failissement ver
kerende The Vitrite Works Ltd. van de
Amerikaan Theodore Mace, door de
oprichting van de N.V. The Vitrite
Works.
Cornelis Boudewijnse (1 869-1 938), die
in zijn jeugd een zwakke gezondheid
had overwonnen, o.a. door een verblijf in
Zwitserland, had een handelsopleiding
genoten en was sinds enige jaren admi
nistratief werkzaam in de gloeilampen
fabriek van zijn broer.
Marinus Adriaan van der Leijé 1 868-
1 941was eveneens aan genoemd be
drijf verbonden, waarin hij zijn aandeel
leverde bij de in die dagen moeizame fa
bricage van de gloeilampen. Hij had ver
schillende jaren doorgebracht in de
Duitse metaalindustrie en zich ontwik
keld tot een vaardig ambachtsman.
M. A. van der Leijé, directeur-oprichter 1 893-1 941
C. Boudewijnse, directeur-oprichter 1893-1938
Het waren de groei van de elektrische
verlichting en de uitstekende kwaliteit
van de produkten van mr. Mace, die deze
jonge ondernemers van 23 en 24 jaar er
toe hadden gebracht de fabricage van
„lampcaps" ter hand te nemen.
Geheel passend in de 19e-eeuwse op
vattingen dat de verdienste van een fa
brikant sterk afhankelijk behoort te zijn
van de gemaakte winst, bedroeg het sa
laris van beide directeuren-oprichters
f 3.000,- per jaar, een bedrag dat in alle
jaren van hun directeurschap nimmer
werd verhoogd.
Daar stond echter tegenover dat een
aanmerkelijk percentage van de over
winst aan hen toekwam. Deze regeling
heeft in later jaren helaas geleid tot de
tendens te bezuinigen op investeringen
en zelfs op onderhoud, zeer ten nadele
van de kwaliteit van de outillage.
Voor de in 1 906 benoemde ir. H. C. Ghij
sen hield deze financiële politiek tal van
teleurstellingen in, deste meeromdat hij
belast was met de mechanisering derfa-
bricagemethoden.
In onze herinneringen uit de jaren tussen
de beide wereldoorlogen leeft het vol
gende beeld van de directeuren-oprich
ters: de administratie, het financieel be
leid en de commerciële politiek waren in
handen van de heer Boudewijnse, het
toezicht op fabricage en personeelsbe
stand ressorteerde onder de heer Van
der Leijé.
en eiste van alle employé's een ordelijk
en goed leesbaar handschrift. Eenmaal
zond hij een bediende, die in dat laatste
schromelijk tekort schoot, naar een cur
sus schoonschrijven.
Zelf altijd volop bezig, stelde hij geen
prijs op vrije dagen voor wie dan ook.
Toen hij eens een jonge beambte, die
een dag onbetaald verlof had genomen
tegenkwam in de stad, kreeg deze te ho
ren dat hij beter had gedaan door op
kantoor te komen.
Iedere morgen om half elf begaf direc
teur Boudewijnse zich naar de fabriek
teneinde met de afdelingsbazen de uit
voering der orders te regelen. Aangezien
daarbij een spoedige bediening van de
cliëntele voorop stond, moesten vanwe
ge het groot aantal captypen de produk-
tiemachines herhaaldelijk worden om-
gesteld, hetgeen de bedrijfsefficiency
niet ten goede kwam.
Op zijn buitenlandse reizen liet hij nooit
na uitvoerige brieven te schrijven aan
zijn vriend en collega Marinus van der
Leijé met verslagen van zijn besprekin
gen met klanten en agenten. Altijd ein
digde hij zijn brieven met: „beste groe
ten, ook aan Ghijsen, je toegenegen
Cor".
Met enkele afnemers had zich een meer
persoonlijke relatie ontwikkeld, zoals
met Lord Hirst, de oprichter van de En
gelse General Electric Company.
De heer Boudewijnse was een veeleisen
de en autoritaire directeur, maar hij
toonde zich in zijn bejegening tot de
beambten steeds rechtvaardig, met iets
opbouwends. Hij was voorzitter van de
Kamer van Koophandel en van het be
stuur der Godshuizen. Hoewel hij, onge
trouwd zijnde, een groot pand op de
Dam Z.z. in Middelburg bewoonde, nam
„Culot baïonette" voor de Franse markt.
Directeur Boudewijnse was een zeer ac
curaat administrateur en hield zich per
soonlijk bezig met kostprijsberekenin
gen en financiële gegevens.
Commerciële transacties van zijn hand
kenmerkten zich door een duidelijk con
tractueel karakter. Hij zag er op toe dat
orde en netheid heersten in het kantoor