persen hadden bovendien een grondige revisie ondergaan met inachtneming van de eis tot standaardisatie der onder delen. Enige nieuwe Waterbury-Farrell persen met daarbij behorende draadrol lers waren een welkome aanvulling van de produktie-capaciteit. Men volgde nu het Amerikaanse voorbeeld, door de volgpersen met zeepsop in plaats van met olie te smeren. Tot dat doel werden de persen aangesloten op een centrale zeepsopleiding. Het gebruik van zeep sop maakte het ontvetten van de hulzen vóór het vitriteren overbodig. In de jaren 1 949-1 950 vond een ingrij pende verbouwing plaats van het in ver gaande staat van bouwvalligheid verke rende deel van gebouw I waarin zich de wanoven bevond. Het ovengebouw met de aangrenzende behuizingen van ma chinekamer en ketelhuis werd gesloopt. Een zelfde lot trof een aansluitend deel van het centrale gebouw. Ter plaatse verrees een nieuw gebouw, bestaande uit een stalen spantconstructie, bakste nen muren en een bimsbetonnen dak voorzien van daklichten. Een smalle strook langs het gebouw kon van de ge meente worden gekocht. De nieuwbouw (800 m2) was bestemd voor de huisves ting van de hulzentrekkerij-enkelfabri- cage alsmede van een tussen beide hul- zentrekkerijen gunstig gelegen mes singmagazijn. Aangezien echter beslo ten werd twee van de drie aanwezige ke tels te behouden ten dienste van de ver warming van het gehele complex moest de plaats voor het messingmagazijn he laas worden ingekrompen. Om plaats te scheppen voor garderobes en wasgelegenheid, werd de nieuwe ruimte voorzien van een bordes van 200 m2. In goede staat verkerende toiletten waren nabij in het aansluitende centrale gebouw aanwezig. Aldaar werd ook plaats gevonden voor een centraal gele gen kistenmagazijn voor partijkisten. De gereedschapmakerij die zich bevond in het gesloopte deel, was naar de revisie- bankwerkerij overgebracht. Spoedig na de oplevering van de nieuw bouw kon in het vierde kwartaal van 1 950 het grote aantal machines der en- kelfabricage, dat nodig was in verband met de diversiteit der metaalbewerkin gen, uit gebouw II naar de nieuwe ruimte worden overgeplaatst. Omdat de trek- persen der enkelfabricage op oliesme ring waren aangewezen, werd de nieu we afdeling voorzien van een ontvet- tingsinstallatie. Deze bestond toen uit een hete caustic-soda-oplossing, waar in de hulzen, volgens defabrieksuitdruk- king, werden „gekookt", om vervolgens in warm zaagsel te worden gedroogd. Deze methode werd spoedig vervangen door onderdompeling in een bad tri- perchloorethyleen. Weer enkele jaren later werd zeepwatersmering ook voor de persen in de enkelfabricage inge voerd, waarna het ontvetten kon worden afgeschaft. In januari 1951 kon het messingmaga zijn uit de hal naar zijn nieuwe plaats worden verhuisd, die echter te klein was voor het toenemend gebruik van mes singband. Om die reden kon niet worden afgezien van het houden van een voor raad in het gehuurde pand Korendijk 22. De glasperserij in gebouw I was, behou dens enkele machines in het oude oven gebouw, op zijn plaats gebleven. Er moest nu plaats worden gemaakt voor twee G.E. glaspersen voor E27-lamp- voeten en drie Amerikaanse continu- ovens. Teneinde ruimte te scheppen voor de hierbij behorende batch- en mantelhoppers werd in de helft van de afdeling het dak verhoogd. Deze ovens vormden het begin van de eerste Ameri kaanse ovenstraat. De vuurvaste bekle ding van de Kuip bestond uit corhart, een aluminiumoxyde-produkt met een hoge vuurvastheid, dat geproduceerd werd door de Franse Corhartfabriek, sindsdien een vaste leverancier. Begin 1950 werden de eerste twee combina ties glaspers-oven in bedrijf genomen en werd daarvoor de arbeid in drie ploe gen ingesteld. Tussen de afdeling hul- zentrekkerij-massa en de glasperserij was, deels onder de vloer, deels onder het dak, een mechanische transport band gereed gekomen, waarmede de mantels van de hoofdsoorten vanaf de op de band aangesloten machines wer den getransporteerd naar de hoppers boven de glaspersen. Gebouw II Met het doel ruimte te maken voor een nieuwe finishing-afdeling werd de oude bankwerkerij in 1948 opgeheven. De nog bruikbare outillage werd overgeno men door de revisiewerkplaats in ge bouw I. De ontruimde bankwerkerij en de leegstaande ruimte van de vroegere verzinkerij werden samen bestemd voor de finishing-afdeling. Er werd een zuur- vaste riolering aangelegd en de vloeren, goten en wanden werden bekleed met zuurvaste tegels. In het voorjaar van 1949 kon de, door eigen krachten ge bouwde automatische beitsmachine met de daaraan gekoppelde verwarmde zaagseldroogcilinder worden geïnstal leerd en spoedig in bedrijf worden ge bracht. Tevens werd een handbeitserij opgesteld voor het finishen van speciale lampvoeten en werd een nieuwe vernik- kelinstallatie geplaatst. Een sterke afzui ging hield de lucht schoon en de tanks voor de opslag der zuren en voor het mengzuur waren buiten het gebouw ge plaatst. De ligging van de beitserij sloot nu regel recht aan bij de ovenstraat in gebouw I. 23 Gereviseerde en geëlectrificeerde volgpers AK 10, productie 120/m. 1949. De enorme capaciteit van de beitsauto- maat maakte het poetsen van lampvoe ten overbodig. Bovendien was beitsen veel goedkoper. De poetsmachines wer den derhalve afgeschaft. De grote ruimte naast de finishing was bestemd voor de huisvesting van de keur- en pakafdeling, waarvan de over plaatsing moest wachten op het herstel van het gehavende gebouw. Men kon echter niet eerder daarmee beginnen, voordat de vele hier opgestelde machi nes van de hulzen-enkelfabricage naar hun bestemming in de nieuwbouw van gebouw I waren verhuisd. Toen de beits- automaat in gebruik was genomen, was er veel aan gelegen dat ook de semi-au- tomatische controleband voor E27- lampvoeten, die zijn voltooiing naderde, eveneens zou functioneren. Om die re den werd plaats ingeruimd voor een voorlopige opstelling van de controle band, door enige zware machines tijde lijk naar de nieuwe hal over te plaatsen. Voor het einde van 1 949 kon begonnen worden met keuren op de band. Door twee meisjes bediend had deze een ca paciteit van 60.000 gekeurde E27- lampvoeten per uur. Het duurde tot het vierde kwartaal van 1950 voordat alle machines uit gebouw II konden worden verhuisd naar de nieuwe hulzentrekke- rij-enkelfabricage in gebouw I waarna met de bouwkundige werkzaamheden kon worden begonnen. Deze betroffen: een nieuw dak met daklichten, een be- tonvloer, ramen in de gevels en een aan bouw ten behoeve van garderobes, was gelegenheid en toiletten. Dankzij de me dewerking van de aannemer bleef de controleband de gehele tijd van de bouwactiviteit in bedrijf. In maart 1951 werd het gerenoveerde gebouw opgeleverd, waarna de over plaatsing van de keur- en pakafdeling uit gebouw III spoedig volgde. Toen werd ook de A.V.O.-groep, die zich bezig hield met de reparatie van lampvoeten in het pand Korendijk 36, met de afdeling ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 25