Officiële opening van het lampvoetenbedrijf van de Fabrik „Katilampen" P.T. Philips Ralin Electronics door de burgemeester van Surabaya. In het midden Ing. J. Keessen. 50 derlinge Verzekering Maatschappij te gen de geldelijke gevolgen van Onge lukken te 's-Gravenhage. Te dien op zichte gelden de volgende bepalingen: - Deuitkering bij tijdelijke ongeschikt heid tot werken wordt genoten per vollen dagen en bedraagt 6/io van het gemiddeld loon. - De uitkering gaat in op den dag na dien waarop het ongeluk heeft plaats gehad en wordt genoten ge durende 30 a 1 00 dagen, al naar ge lang van den aard van het ongeluk, zoals dit door de verzekeringmaat schappij is bepaald. - De uitkering bij overlijden of levens lange geheele ongeschiktheid tot ar beiden bedraagt éénmaal het jaar loon. Onder jaarloon wordt verstaan het 300-voud van het dagloon. - Om aanspraak te kunnen maken op uitkering moet de door een ongeluk getroffene zich onmiddellijk stellen onder behandeling van den genees heer, die daarvoor door ons wordt aangewezen. - De behandeling door bovenbedoel de geneesheer geschiedt voor onze rekening en de benodigde verband en geneesmiddelen worden koste loos verstrekt, mits deze worden ge haald op recept van den geneesheer bij den apotheker, die daarvoor door ons wordt aangewezen. - De door ons aangewezen genees heer is thans: de heer dr. J. C. Bolle. De door ons aangewezen apotheker is thans: de heer J. C. van der Harst, firma De Baecke de Ligny en Zoon. - Behalve bovenstaande bepalingen gelden de conditiën van de genoem de verzekeringmaatschappij, waar omtrent belanghebbenden bij ons nader inlichtingen kunnen verkrij gen. Middelburg, 17 augustus 1900. De directie van The Vitrite Works, C. Boudewijnse M. A. van der Leijé Ongetwijfeld zal er sinds de uitvaardi ging van voorgaande mededelingen tot 1920 wel het één en ander verbeterd zijn in de voorwaarden van uitkering in geval van ziekte en ongeval. Ook trad in 1921 de Ongevallenwet in werking met belangrijke verbeteringen die het gevolg waren van de wijzigingen die in dat jaar hun beslag kregen. In 1920 namen de werknemers het ini tiatief om te komen tot de oprichting van een fonds, dat als taak had aanvulling te verstrekken op het ziekengeld. De con tributie aan het Onderling Ondersteu- nings Fonds, OOF, bedroeg 1 %van het loon; de directie betaalde een gelijk per centage. Van deze inkomsten werd bij ziekte en ongeval een aanvullende uitke ring tot 1 00%van het loon betaald over ten hoogste 1 3 weken. Was een arbei der langer dan 1 3 weken ziek, dan werd 's zaterdags aan de fabriekspoort gecol lecteerd om te trachten alsnog enkele weken een uitkering van ten hoogste 25% te verstrekken. Bij overlijden van een lid, ontvingen de nabestaanden een uitkering van 2,5 maal het weekloon. Deze regelingen zijn tot 1 929 van kracht gebleven. Toen in 1930 de Ziektewet in werking trad, werden de noodzakelijke wijzigin gen aangebracht in de uitkeringen van het OOF. De premie werd vastgesteld op 2,23% voor werkgever en werknemer gezamenlijk. De uitkering bedroeg 80% van het loon; over wachtdagen werd geen uitkering verstrekt. De arbeiders wilden het fonds behouden, maar de di rectie besloot over te gaan tot een Afde lingskas van de Centrale Onderlinge. Deze Afdelingskas bleek een dure lief hebberij te zijn, zodat in 1932 de kas werd opgeheven en het OOF heropge richt. Sedertdien heeft het OOF de aan vulling van het wettelijk ziekengeld en van de uitkering krachtens de Ongeval lenwet voor haar rekening genomen, totdat met ingang van 1 januari 1964 opnieuw een Afdelingskas voor zieken- verzekering in het leven werd geroepen. Over het jaar 1 964 keerde de Afdelings kas 80% van het zogenaamde dagloon uit terwijl carenzdagen en de aanvulling van het ziekengeld tot het normale net toloon voor rekening van het OOF kwa men. In verband met de goede resulta ten van de Afdelingskas, werd in 1965 besloten de uitkering over wachtdagen en de aanvulling tot het loon voor reke ning van de Afdelingskas te nemen. Hierdoor verviel een belangrijke taak van het OOF. Vooruitlopend op de in werkingtreding van de nieuwe Ziekte wet per 1 juli 1 967 en het vervallen van de Ongevallenwet, werd op 1 januari 1967 het OOF nieuwe stijl in het leven geroepen, dat wil zeggen de overgang van de oorspronkelijke taak naar een so ciaal fonds, dat zich ten doel stelt finan ciële hulp te verlenen aan zijn leden in gevallen waarin zulks uit sociale over wegingen noodzakelijk is. Hieronder viel ook, althans tot 1978, een aanvulling van de uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheid, die na 52 we ken welke gedekt worden door de Ziek tewet, voorziet in periodieke uitkerin gen. Het bestuur van het OOF nieuwe stijl is samengesteld uit 7 werknemersleden en ten hoogste 3 werkgeversleden. Een uit de leden van het bestuur gekozen werk- commissie heeft tot taak onder strikte geheimhouding de aanvragen te be spreken en aan de hand van de adviezen van de bedrijfsmaatschappelijk werk ster, een beslissing te nemen over de te verlenen hulp. De premie OOF, voor de helft ten laste van de werknemers en de helft te voldoen door de werkgever, be droeg over 1 967 0,3 In 1 968 werd zij verminderd tot 0,2% en fluctueerde in de volgende jaren tot 1 978 tussen 0,2 en 0,6 Toen in het laatste jaar de aan vulling op de WAO werd beëindigd in verband met de overname door de Afde lingskas, was het mogelijk de premie van 0,4% voor 1979 te halveren. Sindsdien is zij constant 0,2 %gebleven. In 1984 werd aan oud-medewerkers éénmalig de gelegenheid gegeven op nieuw lid te worden van het fonds tegen een betaling van een jaarlijkse contribu tie van f 30,-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 52