3
De fabriek in 1893.
ze stof bekend werd, zou de fabriek ver
loren zijn, beweerde men. Het gereed
maken van het vitrite-mengsel ge
schiedde dan ook in een afzonderlijke
ruimte, waar niemand toegang had. La
ter, toen de fabriek was overgegaan in
Nederlandse handen, deed de Engelse
werkmeester nog altijd zeer gewichtig
wanneer hij het mengsel maakte. Toen
t. 8. d. 5. 4. 2.
Gulden 62.50.
Francs 131.50.
Mark 105.50.
pr. 1000, net.
No. 13.
s. d. 4 6. 8.
Gulden 52.—.
Francs 109.50.
Mark 88.—.
pr. 1000, net.
s. d. 4. 1. 8.
Gulden 49.00.
Franos 103.00.
Mark 82.75.
pr. 1000, net.
evenwel op een nacht, buiten zijn mede
weten, de smeltpotten werden geledigd
om gevuld te worden met een Neder
lands brouwsel, werkte de volgende
morgen de Engelsman even goed daar
mee, als voorheen met zijn eigen recept.
Het raadsel van het vitrite-glas was op
gelost.
De lampcaps van Mace waren van goede
kwaliteit, daaraan kan het niet gelegen
hebben dat hij zich niet staande kon
houden. In 1 893 werd namelijk zijn fail
lissement uitgesproken. Het verhaal
ging dat Theodore Mace zoveel contri
bueerde aan een godsdienstige sekte in
de Verenigde Staten, dat hij zijn finan
ciële verplichtingen in Nederland niet
kon nakomen. Bij de publieke verkoping
van de fabriek met kantoorgebouw, ma
chinerieën, grondstoffen en verdere
goederen op 1 8 augustus 1 893, slaagde
een groep van enkele personen, onder
wie de eigenaren van de gloeilampenfa
briek, er in koopster te worden voor
f 6.000,-. Reeds een week later werd de
fabriek van lampcaps en fittings weer in
bedrijf gebracht. De gloeilampenfabriek
van Johan Boudewijnse werd na diens
overlijden in 1897 geliquideerd.
Er werd een naamloze vennootschap op
gericht en daar het fabrikaat van Mace
een goede reputatie had, werd de naam
The Vitrite Works behouden. Op 22 sep
tember 1 893 had de eerste aandeelhou
dersvergadering plaats en werden C.
Boudewijnse en M. A. van der Leijé tot
directeur benoemd. Begonnen werd met
21 werklieden en 2 beambten. Men leg
de zich voornamelijk toe op de produktie
van lampcaps en minder op die van
lampholders. De directie sprak van „fit
tingen", zonder onderscheid tussen cap
en holder te maken; in het bedrijf was de
gangbare benaming „cap", welke ook in
de in het Engels gestelde catalogi werd
gebezigd. Reeds na enkele jaren werd
van de vervaardiging van lampholders
geheel afgezien. In de stad Middelburg
stond de fabriek bij velen tot lang na de
tweede wereldoorlog bekend als „de Fit
ting", waarschijnlijk mede als gevolg
van een klankassociatie met Vitrite. Het
heeft tot de jaren vijftig geduurd totdat
de genormaliseerde benaming lampvoet
bij De Vitrite Fabriek en in Nederland al
gemeen in gebruik kwam.
In den beginne waren er verschillende
soorten caps die geheel en al van vitrite
waren. De ontwikkeling van twee hoofd
typen, naar de uitvinders Edison en
Swan genoemd, leidde tot de construc
tie van een messing mantel met een iso
lerend deel van vitrite-glas.
De Edison-cap berust op de schroefpas-
sing van de cap in de lamphouder, de
Swan-cap op de bajonet-sluiting.
Beide typen, aangeduid als E -en B-caps,
zijn door de jaren blijven bestaan en vin
den in deze tijd toepassing voor vele mil
jarden lampen per jaar. De voor algeme
ne verlichting dienende gloeilampen
werden met Edison- of Swan-caps uit
gerust, waarvoor spoedig constante
hoofdmaten tot stand kwamen, die in
verschillende landen werden gerespec
teerd. Hierdoor was in een vroeg sta
dium de uitwisselbaarheid in de lamp
houders internationaal verwezenlijkt.
No. 14.
No. 15.
Mal voor buitenpers procédé.