oude documenten opnieuw bekeken 128
De gewelven in de Pandhof
Er zijn vrijwel geen detailtekeningen be
kend van architect P. J. H. Cuypers ten
behoeve van de restauratie van de Mid
delburgse Abdij, waaruit wij conclusies
kunnen trekken ten aanzien van zijn res
tauratiestijl. Een uitzondering hierop
vormt de Pandhof. De gelukkige om
standigheid doet zich voor dat er een te
kening bewaard is gebleven de de oude
situatie van de gewelven aldaar weer
geeft, vlak voordat in 1 827 de noordelij
ke, oostelijke en zuidelijke arm van deze
rijke kloostergang koelbloedig zouden
worden afgebroken (afb. 5).
Bij de talrijke praktische vraagstukken
waarvoor men zich bij een restauratie
telkens geplaatst ziet, was men hier eind
1 9e eeuw in het bezit van een document
waaruit de juiste vorm van de drie ont
brekende armen van de kruisgang be
paald kon worden; men verkeerde op dit
punt dus niet in onzekerheid over de
vroegere toestand. Wij kunnen deze te
kening uit 1827 van de gewelfvakken
van de Pandhof nu vergelijken met de re
constructie die op advies van Cuypers
werd uitgevoerd en die identiek is met
Afb. 6.
Tekening uit het archief van P. J. H. Cuypers, met de gewelftypen 1 tot en met 5. Collectie Nederlands Docu
mentatiecentrum voor de Bouwkunst te Amsterdam.
Afb. 5.
„Afbeelding der Kunstige Booggewelven in den Omgang der Geweezene Provinciale Geldmunt te Middel
burg". Tekening door J. H. Reijgers, Inspecteur der Landsgebouwen in Zeeland, 1 827. Rijksarchief in Zeeland,
Zelandia lllustrata. Catalogus II, No. 528.
v-*
de heden ten dage nog bestaande toe
stand. Uit deze vergelijking kunnen wij
vervolgens onze conclusies trekken.
Op afbeelding 5, de tekening uit 1 827, is
dus de Pandhof te zien: een kruisgang
met een nagenoeg vierkant grondplan
en in totaal 20 traveeën, overkluisd door
ster- en netgewelven. De traveeën tonen
vijf verschillende gewelfpatronen, waar
van één met twee varianten.
Afbeelding 6 is een tekening uit het ar
chief Cuypers, die dezelfde gewelfpa
tronen toont. Van links naar rechts wor
den deze patronen hieraangeduid alsty-
pe 1 tot en met type 5, waarbij No. 5 -
het „vliegerpatroon" - door Cuypers op
de hoeken werd geplaatst. In 1827 be
vond dit „vliegerpatroon" zich nog in elk
der vier armen en was het steeds ge
plaatst tussen de gewelftypen 1 en 3.
Afbeelding 7 is een werktekening uit het
archief Cuypers, waarop de diverse on
derdelen van gewelftype No. 2 in beeld
zijn gebracht1). Het gaat hierbij om de
travee in de zuidwesthoek van de kloos-