z w oude documenten opnieuw bekeken 129 en waarop de gewelven in Romeinse cij fers met potlood staan aangegeven2). Op afbeelding 8 zien wij de in de 19e eeuw gespaard gebleven westelijke arm tijdens de restauratiewerkzaamheden kort voor 1 900. Afbeelding 9 laat de Pandhof zien zoals die uiteindelijk is gerestaureerd, met de nieuwe gewelven. Deze reconstructie (waarbij overigens een groot deel van de oorspronkelijke, in 1827 in een kelder opgeslagen gewelfribben konden wor den hergebruikt) baseerde men op een opmetingstekening van de verdieping uit 1880, van kort voor de restauratie van het Abdijcomplex derhalve. Bij ver gelijking blijkt evenwel dat niet verder is teruggegrepen, namelijk naar de oude indeling van de gewelfpatronen die in 1 827 werd vastgelegd 3). De „vliegerpa tronen" zijn in het circa 1 898 herbouw de deel immers terechtgekomen in de hoeken aan de oostzijde. Wij willen hier een poging doen om de invulling door Cuypers te verklaren, met name het feit dat het „vliegerpatroon" door hem opzettelijk op een heel andere wijze is toegepast dan bij het oorspron kelijke werk het geval was. Na de grote brand van 1492 werd het verwoeste gedeelte van de Abdij her bouwd. Veel uit deze herstelperiode heeft, zij het met aanpassingen en mo derniseringen, de eeuwen getrotseerd: de kapittelzaal, de Abtswoning en in sa menhang hiermee het poortgebouw tus sen de Nederhof (later het Abdijplein ge noemd) en het Koorkerkhof. In het begin der 1 6e eeuw moet ook de Pandhof zijn ontstaan, met rijke traceringen en „kun stige" ster- en netgewelven4). Opmerkelijk is het verschijnsel van de asymmetrische gewelfpatronen, die oorspronkelijk tussen de evenwichtiger ster- en netgewelven in waren geplaatst. De patronen 1 tot en met 4 zijn meerzij dig symmetrisch: of wij ze nu recht of diagonaalsgewijs doorsnijden, er ont staan telkens gelijke parten die eikaars spiegelbeeld zijn. Bij patroon No. 5 is dit niet het geval. Dit levert alleen diago naalsgewijs een symmetrie op; het ac cent valt dus op de diagonaal. Patroon No. 5 plaatsen te midden van de andere roept de nerveuze spanning op, waar de architect van circa 1 500 op uit was. Nu Cuypers' oplossing. Hij paste ook de gotische motieven toe, maar in het raam trrnpo'xr jy iy Afb. 7. Gewelf in vak No. 6, in de zuidwesthoek van de Pandhof. Werktekening van P. J. H. Cuypers. Collec tie Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst te Amsterdam. tergang, een onderdeel van de in 1827 niet gesloopte westelijke arm. Dit blijkt uit een plattegrond, waarschijnlijk uit het midden der jaren negentig, die zich eveneens in het archief Cuypers bevindt Afb. 8. De gespaard gebleven westelijke arm van de Pand hof tijdens de restauratiewerkzaamheden in 1897 of 1898. Foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Zeist. Afb. 9. De Pandhof zoals die uiteindelijk is gerestaureerd, met de nieuwe gewelven. Tekening T. Brouwer. van renaissancistisch evenwicht (meer laat-16e-eeuws dan van omstreeks 1 500). Hij kende het patroon No. 5 en hij vond het bij uitstek geschikt om het toe te passen op de hoeken en wel zó, dat de diagonaalrichting ervan verwijst naar het middelpunt van de hof. De diago- naalsgewijze symmetrie van dit gewelf patroon ondersteunt zo als het ware de beweging als wij de hoek omgaan. Het patroon No. 5 werd dus weggehaald uit de reeks 1 tot en met 4, waarvan het de eenheid volgens Cuypers verstoorde. Ten slotte nog een opmerking over de nu nog bestaande toestand. De gewelven in de Pandhof hebben de verwoesting van 1940 overleefd en daarmee hebben wij hier te maken met een der weinige au thentieke overblijfselen van de restaura tie van het Abdijcomplex aan het einde der 1 9e eeuw. Noten: Volgens een mededeling van ir. H. de Lussanet de la Sablonière waren alle snijpunten van de ribben onversierd. Er waren daar ronde schijfjes te zien, met een gaatje in het midden (waren hiertegen oorspronkelijk kleine gewelfschotels aangebracht?). Bij de restauratie na 1 940 wer den nieuwe, druipervormige sluitstenen gehakt. 2) In een uitgebreidere, nog niet gepubliceerde studie over de geschiedenis der Middelburgse Abdijgebouwen wordt overigens op deze merk waardige plattegrond nader ingegaan. 3) Er zijn mij twee tekeningen uit het archief van de Rijksgebouwendienst bekend, respectievelijk uit het jaar 1 880 en uit december 1926, waarop de patronen van de gewelven in de Pandhof niet juist zijn ingetekend. 4) De gewelven rusten op muurdammen bezet met schalken en aan de hofzijde versterkt door steunberen. Zij zijn alle van hetzelfde type, heb ben een laag basement en gaan zonder kapiteel in de gewelfribben over.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 11