een lopend ovenvuur. 131 Spelenderwijs bakker-worden. En hoe kun je dat het beste dan tijdens het Bolus-draaien? (Hans Rotte te Oosterland). (1970). bakker op den duur meer eigen initiatief om een eigen kwaliteit aan het brood te geven. Tevens deed het fenomeen „kneedmachine" in de jaren twintig zijn intrede, waardoor de produktie groot schaliger kon worden aangepakt. In het midden van de vorige eeuw werd in heel wat huishoudens het dagelijks brood echter nog door de vrouw des hui zes gebakken. Op veel boerenerven wa ren daartoe speciale „bakketen" inge richt. En wat de Oosterlandse situatie betreft, de zorg van die twee „broodbak kers" is duidelijk aanvoelbaar. Zij zijn af hankelijk van diegenen die zelf een oven missen en het zelfgeknede brooddeeg bij hen komen laten bakken. De bakker is immers degene die beschikt over een publieke oven? In het oude bakkersjar gon spreekt men dan over het zoge naamde „loonbakken". De klanten wor den op Schouwen-Duiveland „de mek ken" genoemd. Het feit dat zich nu een derde bakkerij aandient, bewijst een kentering in het traditionele broodbak patroon. Steeds meer mensen geven te kennen het broodbakken uit handen te willen geven aan een professionele bak ker. Elisabeth Rotte-Onderdijk speelt op die nieuwe tendens kreatief in. Ook al klaagt men dan nog zo over hun „gering bestaan", in huize Rotte ziet men er wel degelijk brood in! Alle oppositie ten spijt, op 1 3 januari 1857 verleent de ge meenteraad toestemming tot de „bak kerijstichting". Weldra verschijnt er een metselaar om de oven te realiseren en niet lang daarna bakt men het eerste brood. Drie gebroeders. Met de bouw van de oven wordt bak kersknecht Adriaan Rotte onder het ei gen dak, op slag zelfstandig bakker. Aanvankelijk bakt moeder Elisabeth ook mee, want in de burgerlijke stand staat ook zij omschreven als „broodbakster". Haar initiatief mag zich verheugen in le vensvatbaarheid. Geruggesteund door de goodwill van wijlen vader Adam Rot te, maar ook door zijn opgedane vak manschap, wordt bakker Adriaan al snel een begrip op het dorp. In de bakkerij wordt hij dagelijks bijgestaan door twee broers: Jacob Joos (geb. 1838) en Jo- hannis (geb. 1850)). Maar geleidelijk aan scheiden zich de wegen. Jacob Joos ontwikkelt zich tot „klein landbouwer". Johannis was, nadat hij eerst een jaar bakkersknecht op Oud Vossemeer was, een dertien tal jaren aktief thuis. Daarna breekt voor hem het uur van afscheid aan, om nu ook voor zichzelf te gaan be ginnen. Medio 1 879 vertrekt hij naar het Zuid-ESevelandse Ellewoutsdijk. Zes jaar tevoren was bakker Adriaan ge huwd met de predikantsdochter Corne lia Catharina Siemense, die op Ooster land bekend is gebleven onder de naam „Keetje van d'n dominie". Haar vader is ds. Pieter Siemense, voorganger van de plaatselijke Christelijke Gereformeerde Kerk. Adriaan en Keetje krijgen tien kin deren, waaronder vier zonen. Nog maar 53 jaar oud komt Adriaan tijdens de Sint Nicolaasdrukte van 1889 plotseling te v overlijden. De familie blijft ontredderd achter. Keetje is op dat moment zwan ger van haar tiende kind. Twee maanden na zijn vader's dood wordt de jongste geboren. Net als na het sterven van Adam Rotte, wordt ook nu de vraag ge steld: hoe in 's hemels naam verder? Ge lukkig meldt zich spontaan een redden de engel. Hij woont letterlijk naast de deur: zwager Jacob Joos! Opnieuw drie gebroeders De aanvankelijke „klein landbouwer" ontpopt zich als een vakkundig bakker. Direkt springt hij zijn schoonzuster bij door de bakkerij te huren, zodat Keetje met haar gezin zeker kan zijn van een vast inkomen. Aan Keetje de taak de winkel te runnen. Haar vier zonen komen spelenderwijs in kontakt met het bakke- rijwerk, terwijl haar zes dochters zich bekwamen in het huishouden en het „bedienen" in de winkel. Op den duur bekennen maar liefst drie van de vier broers zich tot het bakkersvak: Adam Pieter (geb. 1877) die „Ari" genoemd wordt; Pieter Adam (geb. 1880), in de volksmond gewoon bekend als „Piet" en Adriaan Johannes (geb. 1890) met als roepnaam „Arjaon". Zij hebben hun bak kersachtergrond dan wel van huisuit meegekregen, maar het is met name aan de jarenlange inspanningen van oom Ja cob Joos te danken, dat zij het vak zich hebben mogen eigen maken. Kort na de dood van hun vader wordt de bakkerij - ondergebracht in een huis naast de voormalige kleermakerswoning - provi sorisch opgeknapt. Hieruit blijkt dat het bedrijf een gestadige groei had doorge maakt. Inmiddels verstrijken de jaren. Al knedend en bakkend bereikt huize Rotte

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 13