een lopend ovenvuur. 136 met behulp van „mutsaards" (takken bossen). Was de oven voldoende op temperatuur, dan werd het verkoolde hout uit de ovenmond gehaald, om plaats te maken voor het brooddeeg. In zijn begintijd werd de overgebleven houtskool nog gezeefd en tegen drie cent per zak verkocht. Goed voor de ver warming van stoven. Thuis... of in de kerk! Allerhande modellen werden er gebakken, in tegenstelling tot het een heidsmodel van 800 gram vandaag de dag. Toen kon nog gekozen worden uit respectievelijk „vierponders", „zestien onsen", „twaalfonsen", „achtjes" (800 gram) en „viertjes" (400 gram). Van huis uit was bakker Arjaon meer broodbakker dan banketbakker. Zo bestond er een re gelmatig kontakt met het Oosterlandse bedrijf voor het geval de banketbestel lingen uit de hand liepen. Anderzijds le verde hij zelf - dankzij de erg vroege aanschaf van een kneedmachine in 1 927 - het anders zo enorm moeilijk te vervaardigen „peperbollendeeg" kant en klaar aan broer Piet te Oosterland. Toen beide zoons zich op de hoogte hadden laten brengen van alles wat des bakkers is, werd het banketassortiment danig uitgebreid. Aan deZuidring is heel wat gewerkt. Onderwijl wisten - en dat wastoenterijd heel normaal -veel werk lozen de warmte van smidsevuur of bak kersoven te waarderen. Een deel van dat gezelschap behoorde tot de frequente „tabakspruimers". Reden waarom op een strategische plaats in de bakkerij al tijd een oud broodblik stond opgesteld. Want spugen dat men deed! Na 31 jaar hard werken neemt zoon Johan de be drijfsvoering in 1 949 over. Van kinds been af was hij al een „ingewijde". Dat begon al na de lagere school: „Ier ei je de fiets. In as je nie fietsen kan, dan loap je d'r ma neffen"! Zo leerde hij de trans portfiets te bestijgen en met een lood zware rieten mand voorop weg te ko men. Al snel schaft hij zich een brom- transportfiets aan, om daarmee de boe ren langs te gaan. Op het dorp wordt aanvankelijk het brood nog afgehaald. Vlak voor de Watersnood gaat men - noodgedwongen wegens konkurrentie! - alsnog over tot de broodbezorging. Door de jaren heen is dat een chronische schadepost gebleven. Een zwarte blad zijde vormt het jaar 1953. Nog steeds spreekt men over de tijd „vóór en na de ramp". De herinnering aan de Tweede Wereldoorlog is daardoor zelfs wat op de achtergrond geraakt. Opzondagmor- gen 1 februari 1953 besluit bakker Jo han in tegenstelling tot wat hij gewoon is, brood te gaan bakken. Immers vanuit de ondergelopen polders vluchten tallo ze mensen naar het hoger gelegen dorp. Tijdens het kneden valt de stroom uit. Toch krijgt hij het deeg nog voldoende gerezen en bakgereed. Plotseling herin nert Johan zich, dat er nog een aantal overjarige takkenbossen op de „houtzol der" moet liggen. Die kan hij alsnog ge bruiken! Immers, de stenen oven is daar op gebouwd, ook al wordt die na de oor log verhit met behulp van oliestook. Op een oer-ouderwetse wijze brandt de oven voor de allerlaatste keer, terwijl het water al vanonder de bakkerijdeur naar binnen sijpelt. Met lieslaarzen aan kan het brood nog net op tijd eruit gehaald worden. Enkele exemplaren - gemaks halve is gekozen voor de „vierponder" - worden nog meegegeven aan passan ten, de rest verdwijnt in het zeewater Na de evakuatietijd volgt op Nieuwer- kerk een periode van opbouw. De oude oven wordt afgebroken en - net als overal - een „heetwateroven" die met briketten wordt gestookt, komt ervoor terug. Heel zijn bakkerscarrière heeft bakker Johan Rotte zich bediend van „bakfietsen", in de vorm van „driewie lers". Een trapbakfiets voor op het dorp en een motorcarrier voor in de polder. Het echtpaar Rotte krijgt vier kinderen waaronder twee zoons. Beiden zien ech ter af van de mogelijkheid tot opvolging. Per 1 augustus 1 975 wordt na niet min der dan 57 jaar bakken, het ovenvuur gedoofd. De gezondheid van de bakker in kwestie, maar ook het krimpend ren- demend spelen daarbij een doorslagge vende rol. Toch is het goed om nog even terug te zien. Befaamd waren de drie soorten beschuit van Rotte, respectieve lijk de „ronde", de „lange" en de „kaneel- beschuit". Ook zijn Zeeuwse bolussen vonden gretig aftrek, zodat deze slogan begrijpelijk wordt: „U bent pas in Nieu- werkerk geweest, als U Rotte's bolussen hebt geproefd"! Karrevrachten witbe- suikerde speculaas hebben ook hun be stemming gevonden. Aardig nog te ver melden, hoe steevast elke dinsdagmid dag - op de „beschuitbakdag" - de la gere schooljeugd om twaalf uur voor de bakkerijdeur samendromde met déze vraag: „Ei je nog beschuutkostjes"? Be schuitkorstjes zijn de randjes die ergens ongebruikt op de werkbank bij de bak ker achterblijven. Snoepgrage kinder monden weten er wel raad mee! Punt is echter of de „kostjes" eigenlijk nog wel af te halen zijn. Immers, de dorpsbakker moet dan wel zijn eigen beschuit blijven produceren. Om gezondheidsredenen wordt door bakker Johan Rotte medio de jaren zestig brood van elders betrok ken. Dat betekent echter niet dat zijn oven op non-aktief komt te staan. Extra aandacht gaat dan uit naar de banket- produktie. Behalve het bakker-zijn is ook het kerkeraadlidmaatschap een van zijn grote hartstochten. Ongeveer twin tig jaar is hij ouderling van de plaatselij ke Gereformeerde Kerk. Vele jaren is hij voorzitter van de AR-kiesvereniging, die later opgaar in het CDA. Ook op het ge bied van de Middenstandsvereniging is hij aktief. Op den duur blijkt het inwo nertal van Nieuwerkerk toch te beschei den voor de overgebleven drie bakkers. En dat is dan ook de reden waarom deze „Oosterlandse dochter" van het dorp verdwijnt. Een Nieuwerkerker op Schouwen. Het had er alles van weg dat de oudste Het „wagenpark" van bakker Johannes Rotte te Nieuwerkerk. (1970).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 18