HET KLEINE GEËERD. Over Hoogelande en andere (zeer) kleine kernen in Zeeland. A. P. de Klerk Wij zijn hier vanmiddag bijeen voor een bijzondere gebeurtenis. Achthonderd jaar geleden werd een oorkonde uitge vaardigd die de stichting regelde van de parochie Hoogelande en tegelijk die van een kapel op de plaats waar wij ons nu bevinden. En aangezien het openingsar tikel van het dadelijk te presenteren jaar boek „Walacria" dit jubileum van het no dige historische fundament voorziet, doet het ons als redactie van „Walacria" groot genoegen dat deze doopplechtig heid juist hier, in de kapel van Sint Maar ten, in het hart van Walcheren, kan plaatsvinden. Er is op deze plaats trou wens wel meer gedoopt! Een bijzondere gebeurtenis dus die de entourage in de vorm van dit merkwaar dige kerkgebouw in deze uitzonderlijke nederzetting met bovendien een intrige rende naam alleszins rechtvaardigt. Graag wil ik die kanten van Hoogelande in het kort belichten, om vervolgens iets te zeggen over die kleine kernen - en dat zijn er in onze provincie niet weinig - die het een en ander gemeen hebben met Hoogelande. Om te beginnen de naam: Hoogelande. Alledaagser plaatsnaam is op het eerste gezicht nauwelijks denkbaar. Maar wie dat constateert, gaat wel voorbij aan het feit dat een plaatsnaam, een toponiem, ergens is gesitueerd. Gelet op de ligging van de nederzetting is déze plaatsnaam op z'n minst merkwaardig. Op één na zijn alle oudere Walcherse dorpen te vinden op de hogere en ook anderszins voor vestiging aantrekkelijke kreekrug gen. Die enige uitzondering vormt nu uitgerekend Hoogelande. Dat ligt niet op een rug, zelfs niet op een smalle kreek rug zoals bijvoorbeeld het geval is met (Klein) Mariekerke, maar nota bene in Ruïne Hoogelande ca. 1900. Sinoutskerke (Z.B.). een laag en langetijd slecht toegankelijk poelgebied. Nu hebben de poelen niet altijd zo laag gelegen, maar die weten schap verlegt alleen het probleem maar. Want ze verklaart niet de uitzonderings positie van Hoogelande. Het lijkt er op of men met het begrip „hoog" in dit dorp op een zeer tegendraadse manier is om gesprongen. Want wie noemt er nu, en dat gebeurde onder andere in 1455 en óók in Hoogelande, een stuk kennelijk laaggelegen poelgrond „den Hoogen moer"? En dan de nederzetting, het dorp zelf. De geschiedenis daarvan is in enkele op zichten al even uitzonderlijk. Ik sta dan niet stil bij het begin, althans het begin als parochie. Want dat gebeurt op gede gen wijze door Peter Henderikx in het zoeven genoemde artikel. Uitzonderlijk in de historie van Hoogelande is zeker het taaie uithoudingsvermogen van de bewoners. Andere kenmerken heeft het dorp gemeen met een groot aantal soortgelijke nederzettingen in Zeeland. Het is stellig nooit erg groot geweest; wèl redelijk compleet. Want het be schikte toch maar over een eigen kerk, en daarnaast horen we bijvoorbeeld in de 15de eeuw ook van een wind molen2). De omstandigheden waaron der de plaatselijke bevolking leefde en werkte, zijn in onze ogen weinig roos kleurig. Zelfs een functionaris als Jan Godevaertszoon, kapelaan van Hooge lande, stak in 1519 zijn eigen turf en werd daarbij prompt beboet omdat hij meer darink uitgroef dan strikt benodigd was voor de eigen haardbrand3). Met deze nevenactiviteit van de Hooge- landse onderpastoor is meteen ook de belangrijkste oorzaak aangeroerd van de steeds verslechterende omstandig heden. Op zoek naar brandstof vergroef de bevolking de steeds verder dalende poelgebieden tot - in het winterhalfjaar - ware binnenzeeën. Plaatselijk op het eiland - en aantoonbaar ook in Hooge lande - groef men niet alleen een kleine meter veen omhoog, maar ook nog eens de bovenlaag van ongeveer één meter klei af. Waarvoor? Wel, alleen al voor de vernieuwing van het Middelburgse Gra vensteen werden in de 1 6de eeuw in één jaar tijd ruim 66000 stenen gebakken in Hoogelande, per wagen naar de Dom- Tekst van een inleiding, gehouden op vrijdag 14 april 1989 in de kapel van Sint-Maarten te Hooge lande, ter gelegenheid van de aanbieding van het eerste exemplaar van „Walacria. Een kroniek van Walcheren, deel 2" (uitgave NRI) aan mevrouw J. H. Hoegen-van 't Hoff, ambachtsvrouwe van Hooge lande.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 21