Het kleine geëerd. Over Hoogelande en andere (zeer) kleine kernen in zeeland. 142 dege bewust. Wanneer het gaat om het functioneren, om de levensvatbaarheid en om het voorzieningenniveau is er het zogenaamde kleine-kernenbeleid. En met het instrument van de eind vorig jaar herziene Monumentenwet kan de overheidszorg zich ook uitstrekken over de gebouwde situatie in de dorpen, en is de aanwijzing tot beschermde dorpsge zichten mogelijk. Zo kan de geschiede nis zichtbaar blijven. Maar, er zijn dorpen en dorpen. Behalve kleine kernen ook nóg kleinere kernen. En die laatste categorie, waartoe Hooge lande behoort, daar gaat het om; die ver dient speciale zorg en, uiterste behoed zaamheid. Het betreft een niet onaan zienlijk aantal gehuchten: op Schou- wen-Duiveland zijn het er tenminste ze ven in getal; op Tholen drie; op Zuid-Be veland vijf; en op Walcheren tenminste tien. In totaal dus 25 zeer kleine kernen, de Zeeuws-Vlaamse niet meegerekend. Deze kernen zijn in veel opzichten min of meer vogelvrij, ergens balancerend tus sen dorp en buitengebied. Ze zijn te klein om als dorp, en te compact om als bui tengebied betiteld te worden. Het voor- zieningenbeleid heeft er niets te zoeken, want de kerk, de school en de laatste winkel zijn er meestal al lang geleden verdwenen. Het beleid inzake be schermde dorpsgezichten heeft er niets te beschermen, want aan de voorwaarde daarvoor - de aanwezigheid van ten minste één monument - wordt veelal niet voldaan. Het nieuwe aanwijzings programma beschermde stads- en dorpsgezichten van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg noemt dan ook niet één van deze zeer kleine kernen 13). En dat terwijl het juist hier heel nauw luis tert. Afbraak van één zogenaamd beeld bepalend pand, nieuwbouw van één en kele boerenschuur: ze kunnen funest zijn. Ook omdat de specifieke platte grond - denk maar aan Hoogelande, of bijvoorbeeld Mariekerke, Sinoutskerke of Brijdorpe - de waarde van een eeu wenoude oorkonde kan bezitten. In veel van deze kernen vormt trouwens het bo demarchief de allerlaatste mogelijkheid om nog iets van de geschiedenis te ont rafelen, omdat de echte oorkonden ons meestal ontbreken. De bijzondere ont wikkeling die vrijwel al deze kernen heb ben doorgemaakt, namelijk de terugval van kerkdorp tot gehucht zonder kerk, vormt nog een extra motief voor een zorgvuldige benadering. Nu is het hier niet de plaats en ligt het niet op mijn weg, suggesties aan te dra gen voor een adequaat beleid. Maar het minste dat wel bepleit zou kunnen wor den is dat de naam van deze kernen niet verdwijnt, noch van de kaart, noch van het plaatsnaambord. En waar, zoals in Hoogelande, dat laatste al wel is ge beurd, moet de anonimiteit worden op geheven. Klein, maar niet zonder betekenis. Dat geldt voor de meeste kernen zoals Hoo gelande. Van betekenis omdat de ge schiedenis hier ondanks alles zichtbaar is gebleven. Niét de geschiedenis van abten en keizers, wél de geschiedenis van gewone, meestal naamloos geble ven boeren en darinkdelvers. Maar dat mag geen reden zijn om deze kernen - na het verlies van hun kerkgebouw in de 1 6de eeuw - in de 20ste eeuw van hun plaatsnaam te beroven. Integendeel. Noten C. de Waard, De archieven, berustende onder het bestuur der godshuizen te Middelburg. In ventaris van de oude archieven 1343-1812. Middelburg 1907, regest nr. 214 (1455 juli 24): „1 gemet 37 roeden haymanlands, ge naamd den Hoogen moer, in Hoogelande paro chie". Relatie, zoals door sommigen wel veron dersteld, tussen de toponiemen Hoogelande en Ter Hooge ligt misschien op het eerste gezicht voor de hand, maar is toch niet erg waarschijn lijk. Zie: P. K. Dommisse, Onderzoek naar de eerste omwalling en omgeving der stad Middel burg. In: Archief. Vroegere en latere mededelin gen voornamelijk in betrekking tot Zeeland, uit gegeven door het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 1904, p. 40 noot 1 en p. 43. Ook: De Wete gedaan aan de leden van de Heemkundige Kring Walcheren, jg. 1 5 (1 986), nr. 1p. 9. 2) R. Fruin Th. Azn., Beschrijving eener verzame ling charters en papieren, afkomstig van Anna van Bourgondië. In: Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, jg. 19 (1895), nr. 72 (1421 aug. 18): „den halven windmolen en de halve molenwerf te Hoghelande". 3) RAZ, Rekenkamer I. nr. 231 f° 13r. 4) A. P. de Klerk, Een tuin in het water. Over resul taat en toepassing van historisch-geografisch onderzoek op Walcheren. In: Archeologie en landschap. Bijdragen aan het gelijknamige symposium gehouden op 19 en 20 oktober 1987, ter gelegenheid van het afscheid van H. T. Waterbolk. Redactie M. Bierma e.a. Gro ningen 1988, pp. 165-184. RAZ, Rekenkamer I, nr. 449 fo 1 r en 1V. 5) J. W. te Water, Kort verhaal der Reformatie van Zeeland in de 1 6de eeuwe. Middelburg 1 766, p. 197. 6) A. P. de Klerk, De kogel door de kern. De rol van het kerkgebouw en de besluitvorming daarover bij de ontwikkeling tot gereduceerde nederzet tingen in Zeeland gedurende het einde van de 1 6de en het begin van de 1 7e eeuw. In: Histori sche geografie in meervoud. Historisch-geo- grafische opstellen aangeboden aan prof. dr. M. W. Heslinga. Redactie A. P. de Klerk e.a. Utrecht 1984, pp. 42-66. 7) J. P. Groot, Het kleine dorp. Overlevingskansen van en perspectieven voor dorpen en buurt schappen in Nederland. Baarn 1974, p. 27. 8) A. P. de Klerk, Stad en sluis en land. Een conflict om de Walcherse uitwateringssluis te Veere in het begin van de 1 8de eeuw. ln:Archief. Mede delingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genoot schap der Wetenschappen (ter perse). 9) RAZ, Hoogelande, nr. 62 (1911 maart 22). ,0) RAZ, Hoogelande, nrs. 25, 41 en 43. H. Sturm, De oogst rijpt ieder jaar. Kortgene 1973, p. 6. 12) RAZ, Hoogelande, nr. 56a. 13) Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Herin ventarisatie van stads- en dorpsgezichten. Zeist - 's-Gravenhage 1 982.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 24