pieter bustijn, „musicyn en organist" 150 Noten: Deze bijdrage is de licht gewijzigde versie van een Engelstalig artikel, verschenen in TVNM 38 (1988), pp. 81-98. In overleg met de redac tie zijn hier meer „technische" uiteenzettingen achterwege gelaten en is het aantal verwijzin gen enigszins gereduceerd. 2) Het praalgraf voor de gebroeders Evertsen in de voormalige St. Pieterskerk, later overgebracht naar de wandelkerk van de Middelburgse abdij kerken, was zijn laatste grote werk. 3) Een aantal van deze gebouwen is bewaard ge bleven. Tot de belangrijkste behoren de Luther se kerk, voltooid in 1 742, en de Koepoort, ont worpen in samenwerking met Van Baurscheit. Voor uitgebreidere informatie betreffende De Munck zij gewezen op de bijdrage van H. J. Zui dervaart, Astronomische waarnemingen en we tenschappelijke contacten van Jan de Munck (1687-1 768), stadsarchitect van Middelburg, in AZG (Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen) 1 987, pp. 103-1 70. 4) H. M. Kesteloo, De stadsrekeningen van Middel burg IV, in AZG VIII (1891), pp. 66-7. 5) ibid., p. 121. 6) P. J. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw (Amsterdam 1 943), pp. 98-9. 7) Zie W. S. Unger, Het Klokkengietersgeslacht Burgerhuys, in AZG 1926, pp. 19-29. 8) A. Curtis, Dutch harpsichord makers, in TVNM 19 (1960-1), pp. 50-1. In de stadsrekening wordt Johannes Grouwels als „clavecimmaker" vermeld: zie Kesteloo, op. cit. (zie noot 4), p. 94. In zijn studie Swee/inck's Keyboard Music (Lei den/London2 1 972), pp. 29-30, suggereert A. Curtis dat Peter Philips in 1 593 Middelburg be zocht met het doel, de bouwers Grouwels te be zoeken. Dit is inderdaad mogelijk. De veronder stelling dat Philips hier wellicht een instrument met gebroken octaaf aantrof (ibid., p. 30) lijkt mij echter moeilijk te rechtvaardigen, omdat voor de vervaardiging van zulke instrumenten bij de Middelburgse bouwers elk bewijs ont breekt. 9) Smallegange, op. cit., „Beschryving Van den Zeelandschen Adel", fol. 3r. 10) Ibid., „Wapenen der edele en aensienelyke ge slachten in het souverain graefschap van Zee land". Een afbeelding in kleur vindt men in de Atlas Zeiandia ll/ustrata van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap III, 575 (RAZ). CAR. I2) RAZ, Archief Godshuizen, inv.nr. 6, no. 75. Dit inventarisnummer dank ik aan de heer W. H. van Dort te Middelburg. ,3) J. H. Kluiver, Herdenking Pieter Bustijn, in Neha- lennia 35 (1 980), pp. 33-6, noemt als kinderen van Pieter Bustijn (p. 35): Abraham, Frans, Ja cobus, Cornelia en Apollonia. Dit is niet juist. ,4) RAZ, loc. cit. (zie noot 12), akte gedateerd 14 april 1 758, fol. 1 r. Zie ook CAR. ,5) C. de Waard, De archieven, berustende onder het bestuur der godshuizen te Middelburg (Middel burg 1907), pp. 162-4. ,6) Het betreft hier een afschrift uit het bezit van Apollonia van Fuyrden. RAZ, loc. cit. (zie noot 12), Copie 1693, fol. 1v. Volgens De Waard, op cit. (zie noot 1 5), p. 1 63, bewaarde Pieter de verzameling tot „c. 1 756"; deze datering kan thans tot 1 756 worden aan gescherpt. ,8) Zie de bij noot 14 vermelde akte, fol. 4r. ,9) RAZ, Register van collaterale successie 1728- 1734, Middelburg, band 8. Zijn graf kan thans niet meer worden teruggevonden. 20) Hij overleed op 1 1 februari. Zie P. de la Rue, Ge letterd Zeeland (Middelburg 21 741eerste af deling, d. 1 53. 2') Volgens Kluiver 1980 (zie noot 13), p. 33, en anderen (bijv. P. Scherft, Een speurtocht door Zeeuws muziekver/eden (Middelburg, 1 984), p. so) 8) was Remigius een zoon van de Leidse hoog- 51) leraar. Noske heeft evenwel aangetoond dat dit zeer onwaarschijnlijk is. Zie F. Noske, Neder- 52) landse liedkunst in de zeventiende eeuw: Remi gius Schrijver en Servaas de Koninck, in TVNM 34 (1 984), p. 50. 22) Bouwsteenen II (1872-1874), pp. 1 27-8. 53) 23) Zie J. van Iperen, Kerkelyke historie van het psalm-gezang der Christenen, band I (Amster dam 1 777), p. 1 91A. Andriessen, Aanmerkin gen op de psalmbereijmingen van Petrus Dathe- nus (Middelburg/Amsterdam 1 756), p. 1 90; De la Rue, ioc. cit. (zie noot 20). 24) Kesteloo, op cit. VIII, in AZG (1901), p. 103. 25) Ibid. 2e) Ibid. 27) O.a. door A. Curtis in het voorwoord van zijn uit gave Pieter Bustijn: Drie suites voor clavecimbel Exempla Musica Neerlandica I] (Amsterdam 1 964). 28) GAM, M. J. de Roos, Archief Rekenkamer D (RAZ 1984). 29) Op. cit., p. 23. De exacte locatie van Pieter Bus- tijns huis in de Nieuwstraat kon door mij niet meer worden achterhaald. 30) De la Rue, op. cit., eerste afdeling, p. 185; zie ook Van Iperen, op cit., p. 1 93. Deze psalmzet tingen zijn, tezamen met de clavecimbelsuites, Bustijns enige met name bekende werken. 54) Scherft, op. cit., p. 8, schrijft: „In elk geval com- 55) poneerde hij [=Pieter Bustijn] behalve zijn psal men ook kamermuziek, waaronder negen 'Sui tes pour Ie clavecin' [sic]". Deze zin suggereert 56) ten onrechte dat er meer werken van Bustijn be- 57) kend zouden zijn. 31) GAG, inv.nr. 859, fol. 1 8v. 32) Naamwyzer, p. 25. 33) Kesteloo, op. cit. IX, in AZG VIII (1902), p. 93. 34) F. A. Hoefer, Aantekeningen betreffende de klok kenspellen van Middelburg, in AZG VIII (1 902), bijlage. 38) l.t.t. wat Curtis 1 964 (zie noot 27) doet vermoe den. 36) I.Tirion, ed., Tegenwoordige Staat van Zeeland58) (Amsterdam 1751), p. 198. 37) Dat Middelburg een muziekcollege had is reeds in musicologische literatuur uit de vorige eeuw te vinden (zie noot 38). In zijn overigens respect verdienende dissertatie (zie noot 5), p. 453, schrijft Meertens dan ook ten onrechte dat men in Zeeland nooit soortgelijke instellingen heeft gekend. 38) Bouwsteenen II (1872-1874), p. 128 59) 39) Kesteloo, op. cit., IX (zie noot 33), p. 93. Vgl. de naamwijzer van 1 730-31p. 26, en Hoefer, op. cit. 40) Kesteloo, op. cit. IV (zie noot 4), p. 72; idem, loc. 8<>) cit., V. in AZG VIII (1899), p. 79. 4') Kesteloo, op. cit. VII, in AZG VIII (1901), p. 42. 6') J. H. Kluiver, Historische orgels in Zeeland, in AZG 1974, p. 59, noemt 350. 42) Hij was waarschijnlijk een broer van Anthoni van Noordt, de auteur van het Tabu/atuurboeck van Psalmen en Fantasyen (1 659). 43) Kesteloo, op. cit. IX (zie noot 33), p. 108. 44Ibid., p. 111. 45) Vgl. Kluiver 1974 (zie noot 41), pp. 59-60. In 1861 werd het orgel gesloopt, waarmee een 62) waardevol instrument verloren ging. 46) Kesteloo, op. cit. IV (zie noot 4), pp. 74-5; vgl. Hoefer, op. cit., pp. 20-2. 47) Hoefer, op. cit., p. 23. 63) 48) lbid.\ vgl. A. Lehr, Van paardebel tot speelklok (Zaltbommel 1971), pp. 227, 229. 84) 49) Volgens het Register ten Rade van 1 9 mei 1714: zie Hoefer, op. cit., p. 24. Vgl. E. vander Strae- ten, La musique aux Pays-Bas avant Ie XlXe sièc le Tome V (Bruxelles 1880; repr. New York 1 969 with a new Introduction by Ed. E. Lowins- ky), pp. 356-7. Hoefer, op. cit., p. 25. Kesteloo, op. cit., IX (zie noot 33), pp. 109-1 0; Hoefer, op. cit., p. 32. Vgl. het gegeven citaat uit de Tegenwoordige Staat en Lehr, op. cit., pp. 1 26-7. Helaas werd het klokkenspel in 1 940 door oorlogshandelin gen verwoest. Op de titelpagina staat rechts onder het getal 24, wat er volgens Lesure op wijst dat de uitga ve rond 1 71 2 tot stand kwam. De prijs bedroeg f 4,0. Zie F. Lesure, Bibiiographie des Editions Musica les pub/iées par Estienne Roger et Michel- Charles Ie Cène (Amsterdam, 1696-1 743) (Pa ris 1 969), p. 62. Volgens Curtis 1 964 (zie noot 27) is het denkbaar dat Bustijn de publicatie re gelde tijdens zijn verblijf te Amsterdam in 1 71 2 om daar een carillon te inspecteren. Kluiver 1 980 (zie noot 1 3) neemt deze hypothese over (waarbij hij ten onrechte „Armand" Roger noemt). Deze theorie is echter onjuist, omdat Bustijn niet in 1712, maar pas in 1 71 5 te Am sterdam verbleef (zie de verwijzing bij noot 51 Evenmin correct is de datering van de uitgave op 1 704-5 door S. Daw, Copies ofJ. S. Bach by Wa/ther Krebs: A study of the manuscripts P801, P802, P803, in Organ Yearbook 7 (1 976), p. 56, noot 51Daw gaat uitsluitend af op het feit dat Roger in die periode meer Franse clavecimbelwerken publiceerde. RISM Al/1, p. 458. J. Hawkins, A General History of the Science and Practice of Music \iol II (London 1776, republi cation New York 1963), p. 800. Curtis 1964 (zie noot 27). Het optreden van een welgesteld persoon als mecenas van een kunstenaar is een fenomeen dat in de 1 7de en 1 8de eeuw frequent kan wor den geconstateerd. Deze hypothese ter verkla ring van Bustijns dedicatie is wellicht geloof waardiger dan de veronderstelling van Curtis 1964 (zie noot 27), die de opdracht aan De Huybert in verband brengt met diens benoe ming in het Hof van Vlaanderen, N. B. twee jaar vóór de publicatie van de suites. Sybrandus was een zoon van Jacobus van Noordt. De titel van het werk luidt: Sonate per H Cimba/o appropriate al Fauto Et Violino. Na de eerste druk te Amsterdam bij Hendrick Anders verscheen het werk in 1 704 onder de titel Mé lange Italien opnieuw in druk, thans bij Ro ger: Zie K. Hortschansky, Die Datierung derfrü- hen Musikdrucke Etienne Rogers, in TVNM 22 (1972), p. 280. Zoals bij Bustijn en Van Noordt betreft het hier een opus 1Deze Sonates verschenen in 1 700, eveneens bij Roger. Zie K. Hortschansky, op. cit., p. 279. Curtis 1 964 (zie noot 27); de vertaling door R. Lagas is daar overigens incorrect. Dat Bustijns muziek ook op orgel uitstekend tot haar recht komt bewees de organist Bram Beek man, die Suitte //op de plaat zette. De composi tie wordt ten gehore gebracht op het orgel van de Hervormde kerk te Meliskerke, oorspronke lijk een groot huisorgel uit de 1 8de eeuw (Histo rische orgels in Zeeland uitgegeven door het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Weten schappen). In de suites I en II treffen we enkele malen een Ai aan, terwijl in suite V een Es voorkomt. Voor de overige suites volstaat een instrument met het bereik C/F-c3. Bouwsteenen III (1874-81), pp. 114-5; vgl. ibid., p. 17. Op. cit., (Leipzig 1732), p. 123.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 32