oude documenten opnieuw bekeken 127 Afb. 4. De noordelijke aanbouw (in doorsnede en in plattegrond) in zijn verschillende ontwikkelingsfasen: links de situatie in de Romaanse tijd, rechts de latere ontwikkelingen. Tekening Ir. H. de Lussanet de la Sablonière. No. 8 is het tongewelf, behorende tus sen deze nieuwe muur en de oude muur. De oorspronkelijke oude oostmuur No. 3 heeft nog een tijdlang die smalle noor delijke ruimte naast de kerk in tweeën gedeeld. Bij de jongste restauratie zijn aanwijzingen gevonden dat het achter ste, vierkante deel ruimte bood aan een wenteltrap naar de verdieping(en); de functie van het andere deel isniet duide lijk. Naar deze functie kan slechts gegist worden; men vermoedt een sacristie. Dit is op zichzelf niet ondenkbaar, gezien de ligging terzijde van het koor. Met dien verstande echter, dat het alleen een sa cristieruimte kan zijn geweest in de tijd dat er een behoorlijke verbinding be stond met de kerk. Dit was pas het geval toen er aan de oostzijde opnieuw een aanbouw had plaatsgevonden: een zij kapel, zie de tekening van De Lussanet, fase V. Toen gaf het deurtje in het poort je No. 5 via deze zijkapel toegang tot het koor. No. 9 ten slotte is de verbinding van de smalle ruimte met de doorgang naast de kapittelzaal, aangebracht nadat de smalle ruimte een verhoogde vloer had gekregen, namelijk het verhoogde vloer niveau van de Pandhof uit ongeveer 1 500, zie de tekening van De Lussanet, fase VI. De zijkapel V werd niet her bouwd na de grote brand van 1492. Noten: R.A.Z., Zelandia lllustrata, II, No. 522. 2) Lantsheer-Nagtglas, deel I, p. 237 (1879). 3) De beheerder van de Zeeuwse Atlas, de heer A. F. Wennekes, is die mening toegedaan na het vergelijken van beide exemplaren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 9