prijzenswaardig 169 Dr. H. C. M. Ghijsen, 1 957. wetenschappelijke en culturele leven. Hij besloot: „U hebt een dapper vrou wenleven geleid", daarbij refererend aan de titel van haar in 1954 verschenen werk over Betje Wolff en Aagje Deken met als titel „Dapper vrouwenleven". Ik vond Rika Ghijsen in haar doen en laten ook een beetje Betje Wolff. Goed bevriend geweest ben ik met Piet Meertens. Voor me zie ik een kaarsrech te figuur bekroond met wit haar op weg naar zijn huis Prinsengracht 1101 te Amsterdam of naar zijn huis Dam 48 te Middelburg. Als jong maatje op het rijks archief nam ik gulzig kennis van zijn dik ke dissertatie waarop hij in 1943 cum laude was gepromoveerd. De titel: „Let terkundig leven in Zeeland in de zestien de en de eerste helft der zeventiende eeuw" had beter cultureel leven kunnen heten omdat heel wat meer dan alleen letterkunde werd behandeld. In de jaren vijftig maakte ik persoonlijk kennis met hem en het werd vriendschap tot een toenemende invaliditeit in 1 985 een eind aan zijn leven maakte. De waarde van een leven is niet alleen af te meten aan de betekenis die hij heeft gehad voor het culturele leven van onze provin cie. Voor zijn werk gunde hij zich geen rust. In het „Geheim Dagboek" 1958- 1962 van prijswinnaar Hans Warren wordt vermeld dat Meertenseensonver- wacht op bezoek kwam. Warren lag te rusten en kreeg te horen: „Siësta hou den, dat heb ik me nog nooit kunnen per mitteren". Voor vrienden had hij tijd over. Dan was het goed met hem te tafelen en kon hij dingen zeggen en gedichten reciteren die diepe indruk maakten. Meertens was door en door Zeeuw. Hij zou volledig kunnen onderschrijven wat Warren in 1951 in zijn „Geheim Dag boek" schreef: „Wat ben ik door en door Zeeuws, en wat hou ik van dit land, het simpele leven in de dorpen: desnoep-en sigarenwinkeltjes met hun stopflessen waar ik omslachtig een ansicht uitzoek voor een jarige, en het eenvoudige leven, al dan niet godsdienstig, van arbeiders met hun glimmend tafelzeil, de bedste den, hun vertrouwd dialect en „verken". Het leven op de hofsteden met het vee, het zomerhuis, de „toondagen" in de stad - het is me allemaal zo dierbaar. Misschien dat geen boek mijn hart meer verheugde - omdat ik terugkeerde als in een vóorleven - dan de pretentieloze vertellingen van D. A. Poldermans: Langs dieken en wegen en, iets minder, Zuid-Bevelands Hef en leed. Die verhalen hebben misschien geen literaire waarde, maar ze zijn iets van de essentie van het land, althans voor mij". Let wel dit is van 1951. Chris van Schagen kreeg als tweede de prijsin 1961.Wat hebik dikwijls tegen over hem gezeten wanneer hij in zijn schommelstoel zat met een zwart kalot je op en pratend over „brandende" kwesties die zich in het Zeeuwse voor deden. Zijn huis te Domburg, „Trouvail le" geheten, lag aan de Voorthuijsen- straat 1 5, een veel te weidse naam voor een pad, de woning verscholen in het lo ver. Een flink deel van zijn werk is gebun deld in drie delen met de typische Van Schagentitels: Wat dit blijfsel overbleef - Ik doe niet meer mee - Je moet het zwijgen. Eigenlijk heeft hij meegedaan tot zijn overlijden in de lente van 1 985, 93 jaar oud. Van Schagen en Meertens waren goede vrienden en in hun brief wisseling merk je duidelijk welk grote rol Zeeland bleef spelen ook al brachten zij een groot deel van hun leven buiten de provincie door. Beiden hadden het niet op de regenten voorzien. Grote hanzen en adellijke heren waren nog al eens het mikpunt van hun toorn en spot. Maar wat is dat Zeeland toch dat maar blijft trekken en spoken. Beiden waren zeer verguld met de Zeeuwse Prijs. Bei- Mr. J. C. J. van Schagen, 1 961

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 11