de noord-zuidgedachte 183 de tentoonstelling in Hulst. Hij wilde echter niets met dat fonds te maken hebben. Zijn vriend Belpaire die hij van de zaak op de hoogte had gebracht stelde Met sers voor de keus: „(hij hoopte) dat ze (het Reinaert-Comité) niets met boven vermeld rommelachtig supercommer- cieel fondste maken hadden". In sappig Vlaams vervolgde hij zijn brief: „U zult ook wel begrijpen dat bovenvermelde personen (de kunstenaars die onder hun vleugels aan de tentoonstelling zouden deelnemen: G. Belpaire, H. Malfait, G. de Pauw, A. Saverijs, L. de Smet en J. de Sutter) zich ogenblikkelijk zouden te rugtrekken indien ze vernamen dat men ze zou mengen tussen een bende verf lappers en schoonheidsproducenten en vergulde gepolijste stijlradertjes"7). Bel paire verzocht om een onmiddellijke beslissing van het Comité dienaangaan de. Het Comité is kennelijk snel tot een consensus gekomen over met welke groep in zee moest worden gegaan want kort na Belpaire's schrijven ontving het Comité de toezegging van J. de Sutter waarna detoezeggingen van de anderen snel volgden. Voordat Metsers contacten legde met instanties in Zeeland vroeg hij eerst zijn vriend Kimpe hoe de Zeeuwse kunste naars er over zouden denken om aan de tentoonstelling mee te doen die op korte termijn zou plaats vinden. Kimpe was aanvankelijk weinig optimistisch: „Ik vrees dat er weinig animo is. Hier is de Zeeuwse Kunstenaars Kring officieel ge sticht en in juli komt er een expositie in Middelburg en in augustus in Goes. Het wordt ineens te veel" 8). In dezelfde brief vroeg Kimpe nadere inlichtingen over de tentoonstelling. Metsers trad daarop in contact met de ZKK, die juist drie weken daarvoor op 21 maart 1 955 was opge richt, om te informeren welke kunste naars bereid zouden zijn aan detentoon- stelling deel te nemen. Voordat hij een antwoord kreeg van de secretaris van de ZKK, Van Schagen, stuurde Kimpe Metsers een lijst met na men van beeldende kunstenaars (allen ledenvandeZKK)diehij geschikt achtte om deeltenemenaandetentoonstelling in Hulst. Kimpe wilde echter niet dat de indruk gevestigd zou worden dat hij de kunstenaars eigenmachtig zou hebben uitgezocht en hij raadde Metsers dan ook aan alle kunstenaars persoonlijk te banaderen. In het postscriptum van zijn brief noteerde Kimpe: „Voor Heeren kunt ge misschien vermelden dat ik hem heb opgegeven voor de andere niet"9). De terughoudendheid van Kimpe was ingegeven door zijn voormalige lidmaat schap van de Kultuurkamer en de NSB wat hem na de Tweede Wereldoorlog lange tijd een omstreden figuur maakte. Hij zou trouwens niet lang meer hoeven te wachten op zijn rehabilitatie want ter gelegenheid van zijn zeventigste ver jaardag werd hij eind 1955 geëerd met een hulde die het beste kon geschie den door het aankopen van een werk en door het organiseren van een sobere prechtigheid"l0. Zo werd Kimpe iro nisch genoeg de eerste schilder in Zee land die met steun van de provincie werd aangekocht. De lijst met namen die Kimpe aan Met sers had opgestuurd, stemde vrijwel ge heel overeen met die welke Van Scha- Van Schagen: Ontstijgend.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 25