de noord-zuidgedachte
186
jespolitiek bij het vergeven van opdrach
ten '7). Metsers putte in ieder geval goe
de moed uit het succes van de tentoon
stelling en begon enige maanden later
met de voorbereiding van de vervolgten-
toonstelling.
5. De tentoonstelling Zeeland-Oost-
Vlaanderen II in 1956.
Metsers pakte de zaken meteen groot
aan. Hij nodigde H. Wiegersma uit en
vroeg hem tevens het adres van de Fran
se beeldhouwer O. Zadkine wiens ge
ruchtmakende monument, Verscheurde
Stad, niet lang daarvoor in Rotterdam
was onthuld. Wiegersma sloeg de uitno
diging af maar hij verstrekte Metsers wel
het adres van Zadkine in Parijs. Nog
voordat Zadkine zijn medewerking had
toegezegd, diende het Comité bij de ge
meente Hulst een subsidieverzoek in van
500 gulden voor een internationale
beeldende kunstenaarstentoonstelling
„Servaes-Zadkine", waarvan de kosten
op 1000 gulden en de inkomsten op
500 gulden beraamd waren 1S). Het was
een gelukkige omstandigheid voor het
Comité dat nauwelijks een maand later
de toezegging van Zadkine daadwerke
lijk binnenkwam: „J'exposerais avec
plaisir", antwoordde de internationaal
befaamde beeldhouwerl9). Waarschijn
lijk zal de deelname van Zadkine een rol
hebben gespeeld bij de nieuwe koers
van het Comité want het zou zich meer
gaan toeleggen op kwaliteit dan op
kwantiteit. Vooral de Zeeuwse beelden
de kunstenaars zouden het slachtof
fer worden van de aangescherpte selec-
tieeisen van het Comité die achteraf ge
zien kunnen worden als een van de rede
nen waarom de ZKK in 1 957 uit elkaar
viel.
In dit opzicht is de reactie van L. Hey-
mans op een kranteartikel in de PZC van
23 maart 1956 waarin de namen ston
den van de geselecteerde deelnemers
aan de tentoonstelling ook illustratief
voor andere Zeeuwse kunstenaars die
eveneens gepasseerd waren. Nadat hij
eerst zijn verdiensten voor de Zeeuwse
schilderkunst gememoreerd had, wees
Heymans, Metsers op de zijns inziens
gunstige bespreking van zijn werk door
Wentinck in Elseviers Weekblad. (Wen-
tinck stipte in één regel de tekeningen
van Heymans aan!). Hij vervolgde zijn
brief door zijn verwondering uit te spre
ken over het ontbreken van zijn naam
tussen de Zeeuwse schilders die wel aan
de tentoonstelling zouden deelnemen:
„Ik vermoed dan ook wel, dat hier een
vergissing in 't spel is en ik een correctief
van uw Comité in deze tegemoet mag
zien" 2°). Kennelijk bleef het Comité aan
zijn nieuw uitgestippelde koers vasthou
den want Heymans' naam is niet terug te
vinden op de exposantenlijst van de
tweede tentoonstelling „Zeeland-Oost-
Vlaanderen" die van 27 mei tot 24 juni
1 956 in Hulst gehouden werd. (zie: bij
lage I).
Het aantal exposerende Vlaamse beel
dende kunstenaars overtrof ruim
schoots dat van hun Zeeuwse broeders.
De oververtegenwoordiging van de
Vlaamse kunstenaars tijdens deze ten
toonstelling werd onder meer veroor
zaakt door de omstandigheid dat de ten
toonstelling als zodanig was ingebed in
de Reinaertmanifestatie. Deze droeg,
weliswaar verpakt in het toentertijd mo
derne Benelux-jasje, een lichtelijk Diets
karakter. De aanwezigheid bij de ope
ning van de Flamingant non plus ultra,
Stijn Streuvels, die een prozabewerking
van het in wezen anti-Franse Reinaert-
epos het licht had doen zien, kan in dit
verband tekenend genoemd worden.
Enige maanden voor de opening van de
tentoonstelling was het Reinaert-Comi-
té over een triviale zaak in aanvaring ge
komen met de toenmalige Hulsterse
burgemeester A. L. S. Lockefeer. Door
dit conflict zou de groots opgezette Rei-
naert-optocht, die in 1956 voor het
eerst plaatsvond, voorlopig een eenma
lige gebeurtenis blijven. Het conflict zou
lange tijd het (culturele) klimaat in Hulst
blijven vergallen en het zou uiteindelijk
leiden tot de opheffing van het Reinaert-
Comité in 1 963 21). Het conflict had te
vens tot gevolg dat zich een onafhanke
lijk expositiecomité formeerde, bestaan
de uit H. Metsers en L. Lockefeer. Het
Reinaert-Comité informeerde daarop de
gemeente dat het comité voor de ten
toonstelling van de beeldende kunsten
geheel zelfstandig werkte. Kort daarop
vroeg het expositiecomité de gemeente
Hulst, de reeds toegezegde subsidie van
250 gulden op zijn rekening te storten.
De gemeente antwoordde dat ze eerst
de toestemming van Provinciale Staten
van Zeeland wilde afwachten. Deze zou
Louis Heymans: Zelfportret.
twee maanden later het subsidieverzoek
van het expositie-comité inwilligen.
Evenals n 1 955 kreeg de tentoonstelling
aandacht in de Vlaamse en Nederlandse
pers. Nadat de recensent van De Tijd de
tentoonstelling in alle toonaarden had
bezongen, gaf hij aan waarom nu juist
Hulst zo geschikt was om een gemengd
Nederlands-Vlaamse tentoonstelling in
huis te halen: „Dit sleutelstadje van het
Vlaamse land, dat zo onmiskenbaar de
invloed der beide culturen heeft onder
gaan: dat in zijn puien de resten draagt
van de warme Vlaamse architectuur, en
waar de basiliek, gebouwd door Vlaam
se architecten, met de nuchtere, zakelij
ke vestingbouw van Menno van Coe-
hoorn, tot een zekere onverbrekelijke
eenheid is gegroeid."22).
De Vlaams nationalistische krant De
Standaard liep in lovende bewoordingen
op de tentoonstelling vooruit: „De rusti
ge burgerzaal van het voorname stad
huis ontvangt voor vier weken de arti
stieke bagage van de huidige Vlaamse
en Zeeuwse schilder- en beeldhouw-
school. Een oase van schoonheid binnen
de wallen van het schilderachtig stadje
Hulst." 22).