de noord-zuidgedachte
187
Van enige bevooroordeeldheid konden
de recensies niet ontbloot zijn daar ze al-
letwee geschreven waren door L. Locke-
feer, lid van het expositie-comité. Te
gengas werd gegeven door de recensent
van de Provinciale Zeeuwse Courant. Hij
kon de stelling die Lockefeer in zijn ope
ningsrede van de tentoonstelling naar
voren bracht allerminst onderschrijven.
Lockefeer had gesteld dat de gemeen
schappelijke noemer van alle ingezon
den werken de mystieke bewogenheid
zou zijn. De recensent van de PZC op
teerde liever voor een individuele bena
dering zonder een, zijns inziens, gefor
ceerde gemeenschappelijke noemer aan
een bonte mengeling van werken en een
dito gezelschap van beeldende kunste
naars op te leggen.
Hij zag de in de trant van de Vlaamse pri
mitieven werkende C. de Vuyst; de ma
gisch realistische doeken van G. Fernan-
de; het sterk door C. Permeke beïnvloe
de werk van H. Malfait; het snelle en ge
durfde werk van J. Prince waarin, in te
genstelling tot het werk van Kimpe, geen
greintje devotie te bekennen was; de
meer dan befaamde bloemenaquarellen
van C. Bonebakker en tot slot de doeken
van Metsers die een religieuze geest
ademden. Toch gaf volgens hem het
werk een impressie van wat beeldende
kunstenaars in het hart van de Benelux
vermochten. Hij raadde desalniettemin
op een wat cynischetoon de organisato
ren aan in de toekomst een nog strenge
re selectie toe te passen omdat: de
meer dan 200 werken de betrekkelijk
kleine ruimte van het stadhuis wel héél
vol maakten 24).
Met het terugbezorgen van de vele wer
ken liep ook niet alles perfect zoals blijkt
uit een brief van Zadkine waarin nog een
enkel schoonheidsfoutje aan het licht
kwam. Nadat Zadkine, Metsers op het
hart had gedrukt uiterst voorzichtig te
zijn met het kleine beeldje „II Pensero-
se", vervolgde hij: „J'étais assez etonné
de ne pas recevoir ni carte d'invitation ni
catalogue de votre exposition."25). Het
kon de organisatoren achteraf een troost
zijn dat de trekpleister van de tentoon
stelling de uitnodiging voor de tentoon
stelling toch niet had kunnen lezen!
6. Slotopmerkingen
Dat er door de eeuwen heen sterke ban
den hebben bestaan tussen enerzijds
Holland en Zeeland en anderzijds Vlaan
deren en Zeeland zal niemand betwis
ten. De tentoonstelling „Zie Zeeland" in
Gent in 1 950 gaf een beeld van de daar
uit voortgekomen duale Zeeuwse cultu
rele identiteit. Aan de ene kant het Hol
landse element dat het sterkst op de
Zeeuwse eilanden is terug te vinden.Aan
de andere kant het Vlaamse element dat
het duidelijkst aanwezig is in Zeeuws-
Vlaanderen. Het was dan ook niet zon
der reden dat de Zeeuwse gedeputeerde
Mes voor Zeeuws-Vlaanderen als een
deel van de provincie Zeeland, een brug
functie zag weggelegd in de versterking
van de culturele banden tussen Noord en
Zuid.
Deze Noord-Zuidgedachte zou door de
in 1 954 opgerichte Kunstkring Van den
Vos Reinaerde opgepikt worden. Terwijl
de impuls tot oprichting van de Kunst
kring uit Vlaanderen kwam, ondersteun
de de Zeeuwse Culturele Advies Raad in
het kader van zijn cultuurspreidingsop
tiek, de activiteiten van de Kunstkring. In
dit artikel zijn alleen detentoonstellings-
activiteiten van de Kunstkring aan de or
de gekomen. Zijn succesvolle activitei
ten op het gebied van muziek en toneel
zouden aangetoond kunnen hebben dat
cultuurspreiding toen inderdaad geen
loos begrip was.
Wanneer wij in het kort de balans opma
ken van de pogingen van het Reinaert-
Comité (expositie-comité) om de Noord-
Zuidgedachte gestalte te geven dan kan
gesteld worden dat vooral zijn eerste
tentoonstelling in 1955 in die kontekst
als een succes kan worden beschouwd.
Door samen te exposeren verleenden de
Zeeuwse en Vlaamse beeldende kunste
naars de tentoonstelling een bovenpro-
vinciale betekenis welke ook door een
kunsthistoricus als Wentinek onderkend
werd. De goede voornemens van sa
menwerking tussen de in 1955 opge
richte Zeeuwse Kunst Kring en het Rei-
naert-Comité leden in 1 956 schipbreuk
toen het Comité op basis van kwaliteits
eisen maar een paarZeeuwse beeldende
kunstenaars tot zijn tweede tentoonstel
ling toeliet.
Daardoor ontstond een oververtegen
woordiging van Vlaamse beeldende
kunstenaars waardoor de schaal van de
Noord-Zuidgedachte teveel naar Zuid
doorsloeg. Dit had tot gevolg dat de
meest Zeeuwse beeldende kunstenaars
zich van de activiteiten van het Reinaert-
Louis Heymans: Klok van de Lange Jan, mei 1940.