i 8 het kasteel van zaamslag. „de torenberg" als middelpunt van de ambachtsheerlijkheid zaamslag 190 5» m-ui/i.icA gr'>y$ 'f f A' 1 i ZAE-HSLACH i J' V'jr^ ,v **-'• 1»-*?!Vi',3 N'Vo 0- - 1 Okr.J.J Zaamslag in 1569. (detail van de kaart van Franchoys Ho ren ba uit. Rijksarchief Gent, Kaarten en Plans, 2747). in eigendom, maar bezat ook tal van heerlijke rechten. Aan deze heerlijke rechten zaten belangrijke inkomsten vast. Ze vormden daarnaast ook nog een instrumentarium om op velerlei terrein macht uit te oefenen. Een overzicht van de rechten van de heer van Zaamslag vinden we in het zoge naamde denombrement, veelal opge maakt in de vorm van een charter of nog vaker in de vorm van een gelijktijdig af schrift. Voor de periode vanaf 1473 tot 1562 zijn er een aantal opeenvolgende denombrementen of ambachtsgevolgen bewaard gebleven'0). In het denombre ment wordt de heerlijkheid als leen om schreven dat in Axelambacht was gele gen en de volgende zaken behelsde: den Upperwal metten huijsinghen dieder op staen, metten schouteetdomme van Saems/acht, met allen den Rechten, vrij heden, Seignoryen, heerlijckheden, Co- stuymen, ende usaigen, daertoe behoo- rende. Te weten van dycken, delven, heerstraten, sluysen, watergangen, uyt- setten, Jnsetten, soo machmen dyngen metten schouteette ende schepenen son- der den Grave of den Burgrave11 Zo mocht de heer van Zaamslag een ei gen schout aanstellen, die zijn gezag deed gelden in de in het dorp Zaamslag gevestigde vierschaar. De schout be moeide zich tevens met het dijkonder- houd en het toezicht op de binnenwater- staat. Daarnaast hield hij zich bezig met het verpachten van allerlei goederen van de heer, waarover zo dadelijk meer. Ook bezat hij drie molens, te weten: één bij Zaamslag, één bij Aendijcke en één bij Schreydijck even ten noordoosten van het dorp Zaamslag. Verder bezat de heer twee veren, te we ten: één te Campen, één bij Terneuzen genaamd Sacxhaven. De denombremen ten van 1474 en 1498(?) spreken over één veer te tSacxhavene en één ge naamd: Huughe tsDuve/sveerl2). Het eerstgenoemde veer lag bij Terneuzen of de Nieuw-Othenepolder in de buurt, het tweede werd eind vijftiende eeuw on getwijfeld naar een van de meest type rende pachters van dat veer genoemd, namelijk Huughe den Duuvell3). In de twee bewaard gebleven goederenreke ningen worden beide veren gewoon naar de plaats genoemd, waar de veer boot zijn thuishaven had 14). Naast deze bezittingen had de heer ook nog op vier plaatsen het visrecht, te weten: in De Waert, in de Veckenswale, op het Spyc- kershof en in Duerloo. De heer van Zaamslag bezat ook het col- latierecht (patronaatsrecht) om de pas toor van ondermeer de kerk te Zaamslag te „benoemen" l5). Deze hield dan naast zijn religieus ambt ook nog een oogje in het zeil voor de heer en adviseerde hem over de meest uiteenlopende zaken, die de heerlijkheid raakten. Middelpunt van de heerlijkheid vormde het kasteel, dat even ten zuidoosten van de dorpskern van Zaamslag stond. Dit is hoogstwaarschijnlijk ontstaan als een vliedberg, die langzaam werd uitge breid, zodat de bebouwing erop door de eeuwen heen verschillende fasen zal hebben doorlopen l6). Van der Aa is erg kort over de bouwfasen en vermeldt slechts dat het kasteel in 1 385 door de Heer van Borssele werd versterkt met „bolwerken" '7). Een voor de veertiende eeuw anachro nistische aanduiding, want de bolwer ken zijn uit recenter tijd. Verder laat hij weten, dat kort daarvoor de grachten waren aangepast. Medio vijftiende eeuw werd het kasteel tijdens de onlusten tus sen Philips de Goede en Gent zwaar be schadigd. In 1 586 - nog steeds volgens Van der Aa - werd het gebied onderwa ter gezet en was de sloop van het kasteel nabij. We komen er straks op terug. Bij afwezigheid van de heer werd het door de schout bewoond en onderhou den. Tijdens het zomerseizoen werd het regelmatig door de kasteelvrouwe be woond, zoals door Vrouwe Johanna tij dens de eerste helft der zestiende eeuw. Kortom, een heerlijkheid als die van Zaamslag vormde een mooie bron van inkomsten voor zijn eigenaar. Dit blijkt ook erg aardig uit het aantal bewaarde rekeningen van het domein, die door schout en pastoor keurig werden over gelegd l8). Tot het grondbezit te Zaamslag behoor den onder meer twee hoeven: het Spy- ckerhof en het Hof te Salchem. Het Spyckerhof lag hoogstwaarschijnlijk in het eerste beloop van de everinghe van Ghenderdijcke, waarin gesproken wordt over tSpyckerhoffwael en tSpyckerhof. Het eerste beloop was het gedeelte van Ghenderdijcke, dat ten noorden en noordoosten van het dorp lag en tot aan de Ruiterdijk liep20). Eén van de kenmerken van een heerlijk heid is, dat deze erfelijk is. Uiteraard kon deze ook verkocht worden. Daar de heerlijkheid van Zaamslag een leen was van de graaf van Vlaanderen hing het van het Leenhof van de Oudburg van Gent af. Al voerde de eigenaar dan wel de titel „Heer van Saemslacht", in feite was hij de Erfpachtige schout van Zaamslag of nog korter: de erfschout van de Drie Prochiën. Als zodanig was de erfschout van Zaamslag een jaarlijkse vergoeding verschuldigd aan de erf-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 32