ZEEUWS TIJDSCHRIFT
JAARGANG 39
nummer 5 -1989
M. P. DE BRUIN EN HET ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Een verbintenis van bijna veertig jaar
Het zal de trouwe lezers van het Zeeuws Tijdschrift niet zijn ontgaan: op I mei van dit
jaar beëindigde M. P. de Bruin zijn werkzaamheden als (eind)redacteur. Kort daarop
beloofde de redactie, met een nieuwe eindredacteur ad interim, dat zij op dit afscheid
en op de betekenis die „M.P. voor het Zeeuws Tijdschrift heeft gehad, nog nader zou
ingaan. Nu is het moment gekomen om deze belofte in te lossen, maar intussen ontving
De Bruin op 26 september jongstleden uit handen van de Commissaris der Koningin de
Zeeuwse Prijs voor Kunsten en Wetenschappen, welke hiermee sedert zijn instelling
in 7 956 voor de elfde maal werd toegekend. Deze gebeurtenis is uiteraard een reden te
meer om aan de persoon van M. P. de Bruin en aan zijn werk aandacht te besteden.
In de toespraak die de Commissaris der Koningin, dr. C. Boertien, bij de uitreiking van de
Zeeuwse Prijs hield, noemde hij in een opsomming van de talrijke voor het Zeeuwse
culturele leven belangrijke activiteiten die M. P. de Bruin in de loop der tijd ontplooide,
de laureaat onder meer „jarenlang de drijvende kracht achter het Zeeuws Tijdschrift
Dit is ongetwijfeld een juiste omschrijving. Ons tijdschrift is thans in hoge mate door
toedoen van De Bruin een blad om a/s provincie trots en zuinig op te zijn. De redactie
vleit zich met de gedachte dat in die zin mèt De Bruin ook het Zeeuws Tijdschrift een
klein beetje in de prijzen is gevallen.
In dit nummer wil de redactie gaarne kort terugblikken op de nu bijna veertigjarige
verbintenis tussen M. P. de Bruin en het Zeeuws Tijdschrift. Vervolgens wit zij met de
toespraken die dr. C. Boertien en M. P. de Bruin zelf op 26 september hielden, stilstaan
bij de Zeeuwse Prijs en daarna vraagt zij in dit verband aandacht voor een artikel van
historisch-geograaf A. P. de Klerk, die ingaat op het belang van M. P. de Bruin voor de
historische geografie van Zeeland.
riode aan de neus van het Zeeuws Tijd
schrift voorbijgaat. Een tweede bijdrage
volgt weliswaar in de tweede jaargang,
maar een derde vinden we eerst vier jaar
later. Was De Bruin in het Zeeuws Tijd
schrift een „slow starter", elders ver
schenen destijds regelmatig artikelen
van zijn hand: in de eerste plaats in het
OTAR (Orgaan Technische Ambtenaren
Rijkswaterstaat), maar daarnaast ook
bijvoorbeeld in het Tijdschrift van het
Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig
Genootschap. Voor het feit dat met na
me het OTAR in veel gevallen de voor
keur kreeg, gaf de auteur nog onlangs
zelf de verklaring: „Het was een der wei
nige tijdschriften waar je als schrijver
behoorlijk beloond werd en een aanvul
ling op het niet al te ruime salaris van een
eenvoudig archiefambtenaar was in die
tijd niet onwelkom!"
Maar in 1959 zet hij de kraan in het
Zeeuws Tijdschrift dan toch echt wijd
Zonder overdrijving kan gesteld worden
dat M. P. de Bruin gedurende de afgelo
pen decennia in steedstoenemende ma
te het gezicht van het ZeeuwsTijdschrift
mee heeft bepaald. Hij deed dit aanvan
kelijk als auteur van incidentele artike
len, daarna als vaste medewerker, ver
volgens als redactielid en uiteindelijk als
eindredacteur.
Het begint allemaal kort na de geboorte
van het tijdschrift in 1 950, in het tweede
nummer van de eerste jaargang. De
Bruins eersteling in de nieuwe kolom
men is getiteld „Het eiland Orizand en de
veranderingen aan de noordelijke oever
van Noord-Beveland, 1600-1800". Het
is een stuk zoals hij er vooral in de jaren
'50 vele zal schrijven: beschouwingen
over de historische geografie van steeds
weer andere delen van Zeeland, artike
len vol van inpolderen, overstroomd
worden en herwinnen, vol waterbouw
kundige plannen en daadwerkelijk ge
ploeter in het slik.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het
meeste van zijn hand in deze beginpe-
M.P. als hoofd van het Documentatiecentrum op zijn vertrouwde plek hoog in de Abdij.