m. p. de bruin en het zeeuws tijdschrift 163 eenmaal geschrevene gekeurd wordt en dat het goedgekeurde op tijd en goed in druk verschijnt, om maar de belangrijk ste stadia te noemen. Onder meer over deze onzichtbare bijdragen, die als voet stappen gezet in zand snel vervagen en verdwijnen, maar niet dan nadat zij hun functie als wegwijzer hebben gehad, spreekt ook ir. M. A. Geuze, die als lid van het Bestuur van het Zeeuws Tijd schrift onlangs door De Bruin werd op gevolgd en die de redactie hier tot slot over „M.P." aan het woord wil laten. „Hij is een pluizer in de goede zin van het woord, met alle aandacht voor de details in het onderzoek, maar nooit onder gaand in een overmaat. Hij blijft ordelijk, overzichtelijk en systematisch in zijn be naderingen. Wat de feiten betreft, die toetst hij, waar het te pas komt, aan de gelaagdheid van de samenleving waarin hij zijn stof aantreft en dit geeft zijn werk, ook bij meer technische objecten, sociale diepgang. Compilatie ligt hem goed, maar hij kan daarbij - met een ei gen, somtijds droge, somtijds milde, somtijds zelfs wat wrange humor - zijn stof doorspekken en verlevendigen. Hij weet het verleden te belichten bij kaars licht, bij een olielampje, bij gaslicht en blijft daarbij niet stilstaan, maar draait evenzeer de elektriciteitsschakelaar aan. Dit cultuurbewustzijn maakte De Bruin zo'n uitermate geschikte eindredacteur van het Zeeuws Tijdschrift. Het zal altijd wel een zorgenkind voor hem geweest zijn. Hij moest het tenslotte rondzetten in al zijn aspecten: de inhoud, de druk ker, de lay-out, de kwaliteit, de finan ciën, de samenwerking met het Genoot schap en die met het Bestuur, de kleur rijkheid van de stof en de spreiding van de bijdragen. Het gebied Tholen bijvoor beeld was wat dit laatste betreft een zwak punt. Het zal wel daarom geweest zijn dat hij mij vaak „achter m'n gêêren" zat, om enig artikel te leveren. Ik zal hem er dankbaar voor blijven. Hij zette je soms op een spoor en wist blijkbaar dat uit de drukking van de melk de boter voortkomt, althans voort kan komen. Zijn zozeer verdiende Zeeuwse culturele prijs moge nog eens het zoeklicht rich ten op het „eigen Zeeuws Tijdschrift"! Redactie Vanaf 1973, wanneer aan de vaste ru brieken een einde is gekomen, zorgt De Bruin voor een gestage aanvoer van „losse" artikelen. Hij blijft daarnaast in wezen de „chroniqueur van het Zeeuws Tijdschrift", die op den duur, droeve plicht, ook regelmatig een in memoriam verzorgt. In 1978 neemt hij het eindredacteur schap op zich en daarmee komen we aan de talrijke geheel andersoortige bijdra gen die De Bruin aan het Zeeuws Tijd schrift leverde. Naast de artikelen, de blijvend zichtbare bijdragen, die als voet stappen gezet in zware klei als het ware gefossiliseerd raken onder het gewicht der opvolgende jaargangen en die altijd weer door nieuwsgierigen ter lering kunnen worden opgedolven, zijn er de onzichtbare bijdragen, vooral die van de eindredacteur, de persoon die moet zor gen dat er geschreven wordt, dat het Leider van een excursie (1 982) naar de abdij van de Norbertijnen te Averbode. (Foto: Herman Kingma).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 5