is utopia uit te spreken?
217
tevredenheidsmeting wel waarheidsge
trouw? In een Westeuropese context
„staat het niet" zich al te ontevreden
voor te doen (d'Ancona, 1971). In veel
op enquetering gebaseerd onderzoek
wordt erten onrechte van uitgegaan dat
de respons van geïnterviewden een be
trouwbaar beeld geeft van hun opvattin
gen, meningen en waarderingen (Phil
lips, 1 971Maar of dit ook betekent, dat
zinvol gesproken kan worden van een
„innerlijke" tevredenheid die zich, als
antwoord op een satisfactievraag, op
meer of minder vervormde wijze een
weg naar buiten baant, is daarmee niet
gezegd. De innerlijke tevredenheid zou
dan de ware zijn, de uiterlijke, de vastge
stelde althans aangehoorde tevreden
heid zou door het beheersen dan wel
kennen van allerlei sociaalculturele va
riabelen daarvan een te duiden projectie
zijn (vergelijk het hiervoor genoemde
verschil van adaptatie-, aspiratie- en
ideaalbeelden). Even redenerend in een
positivistisch/descriptieve context: hoe
men ook manipuleert met variabelen,
met de enquetering, of met wat dan ook,
nimmer zal men de afstand tussen de in
nerlijke tevredenheid en de gemeten
tevredenheid kunnen vaststellen: de
eerste is per definitie onbekend. Er kan
hooguit een aantal omstandigheden
worden geïdentificeerd die klaarblijke
lijk van invloed zijn op de score van de
gemeten variabele, maar daarmee is die
score zelf (in de gegeven gesprekssitua
tie) nog niet minder reëel, gemeend of
adequaat; kortom, er zijn geen redenen
hem niet serieus te nemen, wat wel iets
anders is dan hem dezelfde lading toe te
kennen als men zelf geïnterviewd zou
zijn. Dat waarderingen in een gespreks
situatie worden vastgesteld, wil echter,
in dit geval, niet zeggen dat ze niet ver
gelijkbaar zijn: er is namelijk geen spra
ke van een „open discussie" zoals dat
idealiter bij het vaststellen van woon
wensen het geval zou zijn, maar van een
gestandaardiseerde benadering, waarbij
discussie in principe uitgesloten is: het is
ja of nee, meer of minder, niet: iets an
ders. De gesprekssituatie heeft een in
strumenteel karakter. De empirische be
vindingen zijn daarmee naar vorm en in
houd in hoge mate bepaald door de on
derzoeker, de enquête is het gestan
daardiseerde meetinstrument. Dat lijkt
erger dan het is.
Immers, moeilijk is in te zien waarom er
een „contextloze" mate van tevreden
heid zou bestaan, en (a forteriori) waa
rom daarnaar dan gezocht zou moeten
worden. Pogingen daartoe (Gadourek,
(1 963) die een „persoonlijkheidsfactor"
op het spoor kwam: de een klaagt nu
eenmaal gauwer dan een ander, Burie
(1972) die daar tegenover stelt dat er
twee factoren in het spel zijn (satisfactie
met het sociale netwerk en satisfactie
met „overige omstandigheden" (voor
een specificering leze men zijn proef
schrift) en zijn bevindingen, die voortko
men uit een factoranalyse, strijdig ver
klaart met die van Gadourek die alleen
maar systematisch de werking van één
variabele heeft geanalyseerd), zijn wei
nig vruchtbaar. Er is geen enkele reden
zaken als een persoonlijkheidsfactor te
beschouwen als een bias ten opzichte
van welke standaardscore ook. Een sa
tisfactiescore is niets anders dan een in
dicatie van een eventuele spanning tus
sen actuele en gewenste situatie met be
trekking tot het beschouwde aspect,
waarbij de gewenste situatie niet wel
omschreven is, maar slechts in termen
van afwijking van de bestaande situatie
wordt benoemd. Volstrekt onbelangrijk
daarbij is dat er mensen zijn die meer of
minder de neiging hebben wat gauw te
klagen of dat juist niet doen: zij hebben
dan ook inderdaad een relatief kleine
dan wel grote tevredenheid.
3. De satisfactiebepaling
De onderzoeken zijn verricht in drie
woonwijken in Zeeland, die in de afgelo
pen 20 jaar zijn aangelegd: Bossen-
burgh (Vlissingen), Poortambacht (Zie-
rikzee) en Oudelandse Hoeve/Zuidpol
der (Terneuzen). Elk van deze wijken telt
circa 1 000 woningen, die merendeels in
de sociale sector zijn gerealiseerd. Daar
bij verschillen de wijken van stedebouw-
kundige opzet: Oudelandse Hoeve/
Zuidpolder, de oudste wijk, is gebouwd
in de jaren zestig en kent nogal wat hoge
en middelhoge bouw; bovendien is er
een verscheidenheid van door verschil
lende verkeersgebruikers te berijden
wegen, met hier en daar een behoorlijke
menging, ook met het voetgangersver
keer. Poortambacht dateert eveneens
uit de jaren zestig, maar is nog niet vol
tooid en kent daardoor ook trekjes die de
Poortambacht
derde wijk, Bossenburgh, typeert: een
bijna fanatiek verlaten van het geijkte
rechttoerechtaanpatroon van straten en
bebouwing die de jaren zestig kenmer
ken: veel doodlopende straten, woonpa-
den, vermijding van rechte wegen, ver
springende woonblokken, afgeknotte
dakvormen.
In de bepaling van de satisfactiescore is
gekozen voor een even praktische als
eenvoudige opzet. In het kort komt die
op het volgende neer:
- hoe is de waardering van een aantal
(ruim 20) aspecten van de wijken
(zie Bijlage 1Deze waardering is in
het algemeen bepaald aan de hand
van scores op een vierpunten schaal:
zeer tevreden, tevreden, matig te
vreden en niet zo tevreden.
- is in het patroon van die waarderin
gen per wijk een aantal groepen te
onderscheiden (zaken die relatief
positief of relatief negatief gewaar
deerd worden)?
- op grond van het behoren tot een be
paalde groep van waarderingen zijn
relatieve plus- en minpunten per
wijk aan te geven.
- voor alle groepen waarderingen
(overeenkomstige waarderingspa
tronen) van alle drie wijken is nog
maals nagegaan of ze nog tot meer
omvattende clusters zijn te groepe-