over boeken 232 pen. En veel mensen die op de fabriek werkten, hadden ook een buitentuintje. We woonden namelijk in de duinen en daar was geen geschikte grond om een tuintje aan te leggen; het was allemaal zand. Daarom hadden de mensen die daar woonden een stukje land aan de buitenkant van het dorp. Mijn vader had een flink stuk grond, wel een paar hon derd vierkante meter. Aan de ene kant verbouwden we altijd aardappelen en aan de andere kant allerlei soorten groente. Fruit hadden we nooit op het tuintje. Je kon er eigenlijk niks eten, ja een worteltje uitgraven." Niet ieder kon zomaar aan tuingrond ko men. De schrijfster vermeldt dat dit voor de arbeiders in Zuidwest-Nederland een groter probleem vormde dan in Gronin gen. In Zeeland bijvoorbeeld beschikte in 1910 slechts 52% van de gehuwde landarbeiders over 500 m2 grond of meer (in Groningen 80%). Dat zal dus de zelfvoorziening in kinderrijke gezinnen en bij lagere opbrengsten destijds in doorsnee zeer beperkt hebben. Ik weet wel dat vaste arbeiders in onze streken recht hadden op 70 roeden aardappel land, daarop kon men aan de randen nog wel eens wat kool en bonen aantreffen. Later, na de tweede wereldoorlog, toen er geen gebruik meer van gemaakt werd, verstrekte de boer zijn werknemers vol doende aardappelen en nog later werd het recht omgezet in geld. De schrijfster releveert eveneens dat de werking van de landarbeiderswet 1918 in Groningen beter tot zijn recht is geko men dan in Zuidwest-Nederland. Dit zal voor wat betreft het vestigen van boe- renplaatsjes zeker het geval geweest zijn. Tijdens de herverkaveling op Tho- len echter constateerden wij dat de uit gifte van los land krachtens die wet toch zeker geen betekenis ontzegd kan wor den. Financieel is de zelfvoorziening voor ge neraties, sterk overwegend, plattelands bewoners in deze eeuw van zeer grote betekenis geweest. Hoewel de naspeu ringen van de schrijfster zich niet kon den bewegen op het gebied van budget onderzoek, komen in haar boek vele treffende voorbeelden voor hoe moeilijk vele gezinnen van een schaars inko- mentje konden rondkomen en hoe wel overwogen en uitgekiend met iedere cent werd omgesprongen, terwijl juist door allerlei vormen van zelfvoorziening die schaarse centen konden worden be waard. Gedurende de crisis van de derti ger jaren in het bijzonder is dit door ve len aan den lijve gevoeld en de kennis met zelfvoorziening en conservering op gedaan kwam tijdens de donkere oor logsjaren 1 940-'45 nog eens extra van pas. Mevrouw Jobse vertelt dat in Gro ningen toen de reeds weggegooide weckflessen en daarbij behorende re ceptenboekjes weer snel in ere werden hersteld. Zij gaat ook in op de sociale status die aan het wecken werd ont leend, wanneer men bij bezoek van col lega-huisvrouwen elkaar de inmaak- voorraad kon tonen. Thans zal dit ver schijnsel plaats gemaakt hebben voor menige opsomming van wat niet al in de diepvriezer is opgeborgen. De huidige conservering - nadat het oude stelsel na de tweede wereldoorlog door ontslui ting van het platteland en groeiende welvaart snel in betekenis afnam - kent zeker nog ten dele trekken of trekjes van zelfvoorziening, doch evenzeer en in meerdere mate die van vrijetijdsbeste ding. Moge dan de Keulsepot met zoute snijbonen en een plankje met een steen erop verleden tijd geworden zijn, eigen gemaakte jams bloeien met de komst van geleisuiker en ikzelf produceer de laatste tijd ieder jaar een „Rumtopf". De verduurzaming van voedsel, zoals beschreven, was een bezigheid van hoog tot laag. Misschien had iets meer nadruk mogen liggen op de betekenis van het vroegere landbouwhuishoudon- derwijs voor de verbetering en vernieu wingen op dat gebied. Zo herinner ik mij dat een huishoudlerares die een proef tuin ergens in Overijssel aangelegd had, mij vertelde dat zij deze ging inspecteren en tegen de beheerster opmerkte: die ramenas begint nu ook goed te groeien, waarop deze zei: ja we hebben er al van gegeten. Het bleek daarop dat zij meen de dat het om het loof ging! Toegegeven, het landbouwhuishoudon- derwijs in schoolvorm is pas halverwege de behandelde periode doorgebroken. Toch werden reeds in 1911 vanwege de ZLM, verspreid over vier plaatsen in de provincie, huishoudcursussen gegeven. Dat was echter in hoofdzaak onderwijs aan boerinnen. De dienstboden leerden echter bij die boerinnen meer van de in maak en vooral later ook het wecken, zo dat zij daarna even trots hun weck toon den als hun voorgangsters dat deden. In 1 956 nog constateerde de Wageningse hoogleraar, mevrouw Willinge-Prins dat het grootste deel van de plattelands vrouwen het conserveren van voedsel geheel of gedeeltelijk door mondelinge overlevering geleerd had. Het bredere schoolonderwijs is echter pas na de tweede wereldoorlog ge meengoed geworden en kon inspelen op de eerder gesignaleerde toenemende welvaart, structuurverbeteringen, ver anderingen in eetgewoonten enz. Toch zou het te eenvoudig zijn enkel maarte constateren dat men vroeger lustte, wat men nu niet meer lust! Het boek is goed geïllustreerd, sprekend mogen we wel zeggen. Alleen het ver schijnsel, het coöperatieve diepvriesge bouwtje, na de oorlog opgekomen en al weer verdwenen, ontbreekt. Maar er staat wel een mooie afbeelding van het drogen van vis aan de waslijn rond 1 960 in Vlissingen in. De meest curieuze illu stratie m.i.: deel van de centsprent (voor schoolkinderen) „De slagttijd", uitgege ven te Breda in 1 805. M. A. Geuze B. R. de Melker: De ontwikkeling van de stad Aardenburg en haar bestuur lijke instellingen in de Middeleeu wen, Middelburg 1 988; 21 2 p. tekst en 9 p. met situatiekaarten, offsetdruk. De commissie Regionale Geschiedbeoe fening Zeeland ziet het als een van haar taken goede doctoraalscripties waar voor geen andere publikatiemogelijkhe- den zijn te vinden, op eenvoudige ma nier uit te geven. Er zijn tot nu toe 7 van deze scripties verschenen. De derde in de reeks is de bewerkte versie van een in oktober 1987 voltooide doctoraalscrip tie van B. R. de Melker in de studierich ting Middeleeuwse Geschiedenis aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. De uitgave kwam tot stand met financiële steun van de Gemeente Aardenburg en het bedrijf Enichem. De scriptie is voor f 1 7,50 te verkrijgen bij het Zeeuws Do cumentatiecentrum op de tweede ver dieping van de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg, of door overmaking van f 22,50 (inclusief verzendkosten) op gi ronummer 5474090 t.n.v. Gemeen schappelijke Regeling Zeeuwse Biblio-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 30