Duizend poenzen van swiepje
vroeg hij in het voorjaar van 1913,
vanuit Montreux, Fie ten huwelijk.
Ze trouwden op 14 augustus 1913.
Kort daarna vertrokken Pisuisse en
Blokzijl voor een tweede tournee naar
Nederlandsch-lndië. Aanvankelijk leek
het geen succes te worden, maar dank
zij een grondige aanpak van Pisuisse
kwam daar verandering in. Wèl werden
de verschillen in karakter tussen Pisuis
se en Blokzijl steeds duidelijker; de
verhouding was allang niet meer goed
te noemen en verslechterde ziender-
oge naarmate Blokzijl zich opportunis-
tischer ging gedragen en Pisuisse,
daarnaast, plichtsgetrouw trachtte te
blijven. Na hun terugkeer volgde, begin
1914, een tournee door Duitsland.
Volle zalen en enthousiaste kritieken in
Berlijn, München en Dresden!
Oorlog
Pisuisse nam kort daarop de eerste
liedjes van tekstschrijver Dirk Witte in
zijn repertoire op. De hele wereld leek
voor hem open te liggen, totdat het uit
breken van de Eerste Wereldoorlog die
illusie verstoorde: Nederland sloot zijn
grenzen, Max Blokzijl werd gemobili
seerd en Jean-Louis meldde zich aan
als oorlogscorrespondent voor De Tele
graaf en „columnist" voor het Handels
blad in België. Fie had inmiddels een
engagement bij de Koninklijke Vereni
ging Het Nederlandsch Toneel gekre
gen en zou tot 1920 daaraan verbon
den blijven. Af en toe trad ze met
Pisuisse, en met schrijver-journalist
Jan Feith en nieuwe begeleider Jan
Hemsing, voor de Nederlandse solda
ten aan de grenzen op. Pisuisse
schreef in deze dagen niet alleen
nieuwe liedjes, maar ook een roman,
„De franctireur van Warsage", die in
oktober 1914 verscheen.
In november 1915 werd ook hij gemobi
liseerd. Hij maakte deel uit van de
Landweer, een leger-reserve met een
diensttijd van 5 jaar, waarvan een klein
deel onder de wapenen. Er bleef dus
voldoende tijd over om op te treden;
soldatenliedjes kwamen in opmars en
werden aan het repertoire toegevoegd.
Fie's toneel-carrière begon zich voor
spoedig te ontwikkelen, van groot
belang daarbij was de benoeming van
Eduard Verkade, eind 1917, bij het
Nederlandsch Tooneel. Hij had oog
voor haar mogelijkheden en wist die te
stimuleren.
Jean-Louis Pisuisse, 1911.
In juni 1918 werd Pisuisse voor de
derde keer onder de wapenen geroe
pen, deze keer was Vlissingen zijn
standplaats. Hij voerde het commando
over een Compagnie die in de „Bom
vrije Kazerne" je weet wel, dat
oude gebouw op de Boulevard met
dien ronden toren, eraan vastgebouwd,
waarvan ze nu een stadsmuseum heb
ben gemaakt en dat ik je op onze
wandeling door Vlissingen heb aan
gewezen.") was ondergebracht.
Het viel hem op dat Vlissingen zo
democratisch was geworden. Dat lag
natuurlijk aan het fabrieksleven, opper
de hij, maar waarschijnlijk ook wel aan
de oorlogsomstandigheden.
„We dronken bijvoorbeeld", schreef hij
kort na aankomst aan Fie, ,,'n biertje in
een soort strandcafé waar Rika Brand-
Bekker met haar damesorkest speelde,
en waar tot mijn groote verwondering
eerste rangs- en derderangs Vlissin-
gers huiselijk door elkaar zaten, offi
cieren van land- en zeemacht met hun
dames naast matrozen en soldaten
met hun meisjes! Dat ware in 't Vlis
singen van-mijn-tijd 'n onmogelijkheid
geweest, zooals 't in Middelburg nóg
'n onmogelijkheid is." Hij besloot de
brief onder meer met: „Tusschen haak
jes: heel Vlissingen kletst natuurlijk
gezelligjes over „die joenge Pieze-
wies", die als officier in zijn vaderstad
is weergekeerd! Lollig om 't te zien en
te hooren!"
Verwijdering
Omstreeks deze tijd begon de verhou
ding tussen Fie en Pisuisse te verande
ren. Fie richtte zich vooral op het to
neelspel, Pisuisse zocht steeds naar
nieuwe medewerkers - zoals Willy Cor-
sari, Lola Cornero, Louis Davids, Koos
en Césarine Speenhoff - voor zijn
cabaret. Zij gingen langzaamaan hun
eigen weg. Beiden werkten hard en
met liefde voor het vak. Fie kampte nog
steeds met haar gezondheid, ze kreeg
het extra moeilijk toen Jean-Louis, in
de zomer van 1918 of in het voorjaar
van 1919 (daar is het boek niet dui
delijk over!), de Vlaamse zangeres
Jenny Gilliams engageerde en verliefd
op haar werd.
Ook voor Pisuisse zelf was dat een
marteling. Want, schoon het on
mogelijk klinkt, buitenissig en waan
zinnig schreef hij Fie in november
1919, „een feit is het, dat ik van je
houd. Een feit is het, dat je altijd in mijn
leven de vrouw zult zijn, naar wie mijn
vereering mijn hoogste, mijn beste
soort van liefdegevoelen zal uit gaan. -
En toch behandel ik je zoo slecht, als
een man een vrouw behandelen kan:
'k ga van je weg om met een andere
Vrouw te leven
In maart 1920 werd Jenny, dochter van
Jenny Gilliams en Jean Louis Pisuisse
geboren. Fie verliet Amsterdam en
vestigde zich in Den Haag. Ze vond
werk bij het Hofstadtooneel van Cor
van der Lugt Melsert, haar begintijd
daar was moeilijk, maar in het Haagse
sociale leven begon ze al gauw een rol
te spelen.
4