Duizend poenzen van swiepje Uit Pisuisse's brieven blijkt hoe ver scheurd hij in die jaren werd door zijn band met beide vrouwen. In juli 1920 schreef hij aan Fie: Maar is al deze ellende dan door mijn eigen schuld teweeggebracht, daar boet ik er ook naar waarde voor door de onophoudelijke angst en gejaagdheid die mij bevangen houdt en die een verhindering schijnt te zijn voor elk ongestoord-geluk In het voorjaar van 1921 vertelde hij haar met Jenny Gilliams te hebben gebroken, alleen het werkverband duurde nog voort - maar in 1925 scheidde hij offi cieel van Fie en in 1927 trouwde hij met Jenny Gilliams. Zijn cabaret-gezelschap bleef succes sen boeken, het trad onder meer op in denemarken, Duitsland en België. Van eind 1925 tot begin 1927 maakte Pisuisse, met Flenk Stuurop als bege leider en met Jenny Gilliams, nog een derde tournee door Nederlands-lndië. Terug in het vaderland nam hij de zan ger Tjakko Kuiper in zijn ensemble op, deze begon een verhouding met Jenny Gilliams en dat leidde tot zulke spanningen in het gezelschap, dat Pisuisse de jonge zanger ontsloeg. Toen Jenny uiteindelijk toch voor Pisuisse koos, schoot Kuiper op 26 november 1927, op het Rembrandt- plein in Amsterdam, Jenny en Pisuisse, die haar wilde beschermen, dood en vervolgens ook zichzelf. De begrafenis was een posthuum eerbetoon. Fie zorgde tot haar dood op 21 juli 1975 voor het graf van Pisuisse, het werd ook haar graf. In de latere jaren van haar leven had Fie zich tot een groot dramatisch talent ontwikkeld, daarnaast werkte ze mee aan kleinkunst avonden. Bij testament liet Fie de instelling van een jaarlijkse Pisuisseprijs voor de beste leerling van de Academie voor Kleinkunst in Amsterdam vastleggen. Mijn liefste broer „Mijn liefste broer" is een uitmuntend verzorgd boek. De vele brieven zijn op zorgvuldige wijze geordend en van kanttekeningen voorzien door Anke Flamel, medewerkster op de afdeling Collectie van het Nederlands Theater Instiruut. Ze worden voorafgegaan door een verantwoording van Anke Hamel, een inleiding van Pisuisse's dochter Jenny, korte biografische schetsen van Pisuisse en Fie Carelsen en ze worden gevolgd door een uitgebreid noten apparaat, een uitstekend personen register, de teksten van de liedjes en een lijst van de geraadpleegde litera tuur. Het blijft jammer dat de noten in een aparte bijlage achterin het boek zijn opgenomen. Om de haverklap moet men hele boekdelen omslaan (soms om dingen te ontdekken als „vree- zelijk" wil zeggen „vreselijk", of „choqueeren" staat voor „choqueren, aanstoot geven"!) - waarom toch niet een (iets beperkter) geheel van noten onderaan de pagina's? Anke Hamel noemt de publicatie van de brieven een hommage aan Jean- Louis Pisuisse. Inderdaad, Pisuisse, de zeer talentvolle en veelzijdige, de har de werker en de hartstochtelijke min naar, komt duidelijk tot leven in de brieven, Fie daarentegen alleen in af spiegeling. Wèl wordt duidelijk hoeveel liefde Pisuisse haar zijn leven lang toedroeg, hoezeer ook de kinderen uit zijn eerste huwelijk hem ter harte gin gen, hoe trouw hij eigenlijk was. Een indrukwekkende persoonlijkheid, die leefde volgens het voor hem door Dirk Witte geschreven liedje „Mensch, durf te Leven!", die in zijn brieven de ene keer gloedvol erotisch en heel per soonlijk schreef dan weer een boeiend beeld gaf van de leef- en werkomstan digheden van „de arme artist" tegen de achtergronden van het begin van deze eeuw. Vooral om het laatste is de uitgave van de brieven toe te juichen, bij het eerste blijven mij toch, ondanks de door zichtige wijze van aanpak, woorden van Jean-Louis Pisuisse zelf door het hoofd spelen:ik schrijf natuurlijk mijn brieven aan jou in vol vertrouwen op je discretie (31 januari 1909) en Denk aan onze afspraak, dat zulke brieven als deze - and more to come! - alleen zijn van mij aan jou. Het is immers niet de schrijver zélf geweest die toestemming gaf tot publicatie. (Hij kon het natuurlijk ook niet meer - en betekent verjaring op zich misschien niet al een afstand in gevoeligheid? In elk geval heeft Pisuisse's dochter Jenny zich met de publicatie verzoend). Het dilemma is duidelijk. Bij gedeel telijke publicatie zou een vertekend beeld van Pisuisse ontstaan, niet publiceren zou een gemis voor de geschiedschrijving van het neder- Jenny Gilliams, 1917. landse cabaret inhouden en bij gehele publicatie zouden zeer intieme détails worden blootgelegd. Fie Carelsen schonk haar correspon dentie in 1973, twee jaar voor haar dood, aan het Nederlands Theater Instituut. Zij voegde er, schriftelijk, de volgende woorden aan toe: „Mocht ooit publicatie worden overwogen, dan dient ook hierbij altijd voorop te staan, dat noch afzender noch geadresseerde hierdoor gekwetst zou kunnen wor den." Tja, wie kan daar nu over oordelen Mijn liefste lief, Brieven van Jean- Louis Pisuisse aan Fie Carelsen, be zorgd door Anke Hamel, 351 blz., SDU-uitgeverij, Den Haag 1989, 49,90. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 11