Gods water over Gods akker tingsbehandelingen voor Waterstaat, met name voor 1951wel op enige knelpunten gewezen, maar zonder de Stormvloedcommissie en haar harde conclusies ooit te noemen. Het kan dan ook geen echte verwondering wekken dat het parlement hierop niet reageerde. De politieke prioriteiten lagen in de naoorlogse jaren op andere terreinen. Zij betroffen de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, de versterking van het Atlantisch bond genootschap en, wat het binnenland betrof, de industrialisatie, de woning nood en het sluitend maken van de rijksbegroting. Regering en parlement - de CPN uitgezonderd waren het over het overwegende belang van deze zaken in grote lijnen eens. Dit verklaart mogelijk de opmerkelijk terughoudende reactie van de volksvertegenwoordigers - minus de CPN - na de ramp: het viel hun wellicht moeilijk de regering'een verwijt te maken van onverschilligheid op een terrein waarvoor zij zelf nauwe lijks enige aandacht aan de dag hadden gelegd. Oeverval Oud-Kempenshofstedepolder 1968). van Dordrecht, die in het geding dreigde te komen door de inpoldering van de Biesbosch, werd door de parle mentariërs met name door Burger -van tijd tot tijd ter sprake gebracht. In het parlementaire debat na de ramp werd zeer omzichtig met de schuld vraag omgesprongen. De regerings fracties (ARP, CHU, PvdA en een deel van de KVP) en de SGP vonden het ongepast die vraag zelfs maar te stel len. Ook de VVD, de KNP en het andere deel van de KVP vonden het geen pas geven de regering op eniger lei wijze van nalatigheid te beschuldi gen. Toch geloofden woordvoerders van laatstgenoemde partijen ook weer niet dat de oorzaak van de ramp enkel en alleen in het natuurgeweld kon worden gezocht. Het was enkel de CPN die zeer fel in de aanval ging. De regering had vol gens deze partij de afgelopen jaren alle waarschuwingen betreffende de zwakke zeewering eenvoudig gene geerd, omdat zij alleen maanoog had voor de belangen van het miljoenver- slindende departement van Oorlog. De Nederlandse regering droeg dan ook de directe verantwoordelijkheid voor de ramp, aldus de CPN. Minister Algera wees deze beschuldiging reso luut van de hand. De regering, zo zei hij, had naar aanleiding van de rapporten van de Stormvloedcommis sie wel degelijk onderzoek geënta meerd naar een betere beveiliging van zuidwest-Nederland. Bovendien vond hij dat parlementariërs en waterbouw kundige ingenieurs medeverantwoor delijk waren voor het gebeurde. De „discussie" over de schuldvraag werd niet verder uitgediept. Het voor stel van de CPN een parlementaire enquêtecommissie in te stellen, die de ware toedracht van de ramp tot op de bodem zou moeten uitzoeken, ver kreeg dan ook geen enkele steun. Samenvattend kan worden vastgesteld dat het vraagstuk van de kwaliteit van de Nederlandse kustverdediging in de jaren 1948-1952 géén politiek aan dachtspunt vormde, noch voor de regering, noch voor het parlement. Minister Spitzen had bij zijn begro- 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 21