Michel Huisman (1944) werkte mee aan De Gids, De Vlaamse Gids, Tirade, Dietsche Warande, Belfort en De Held. Als redacteur van het Vlaamse literaire tijdschrift Kruispunt stelde hij een uit gebreid Zeelandnummer samen. Er werd werk van hem opgenomen in de bloemlezing Gedichten 1987, een poëtische keuze uit de Nederlandse en Vlaamse literaire tijdschriften. Sinds 1975 verzorgt hij regelmatig poëzie- avonden in het Terneuzens kunste naarscafé Porgy en Bess. Aanklacht De watersnood bij ons Toen we terug kwamen uit de verre landen boven de Schelde, die lange grijze muur stond het denken doodstil als een steen en wuifden zelfs de lange witte margrieten niet mee naar de andere kant. We hoorden over moorden op de markt, in een weiland bij de kreek, in een lage diepe straat bij de haven. Ik trok die dag een groene trui aan, grijze geite sokken en een spijkerbroek en ging naar hotel Du Commerce, een klaverviertje op de lippen getoetst. Alles wat zich als een verwante randfiguur vertoonde droeg een klaproos op de hoed. De onopgemaakte wimpers van mijn moeder werden vloeibaar wit toen we vernamen dat de kerkvloer tot aan de zitbanken onder water stond. De grijze dominee vond bang voor dieven blazijden uit de bijbel, nablinkend onder water op het boek Exodus. Fondantwitte kerklampen boven in het kerkschip weerkaatsten als mijters grijze schaduwen op de muren. De tijd verkruimelde als migraine. Nooit was een dag aan tijd zo vrijgevig geweest. We mochten verder nergens komen, maar toen we stiekem gingen kijken naar de dijk waar de laatste mannenbroeders werkten, was die al met zandzakken dicht. Boven de lamp van het biljart knikten lijkbleek de koppen van de doden. De blikken van de speler en de barman stonden in het teken van wat gebeurde en zich herhalen zou. Het was in '53. Naweeën van na de oorlog. Schroothandetaren deden goede zaken, zelfs staal van Krupp had een gelukkige uitdrukking. Hartzeer was niet weinig. We wisten uit de krant dat de preek van de dominee die zondagmorgen zou gaan over zielen en doden die vergaan als stoppels in de baard van een Philishave. Het water aan de kaai klotste grijs, bange klankkleuren herhaalden zich voortdurend naar gisteren. Over de radio van de P.T.T. klonken zware zwarte strijkorkesten. Zelfs Handel klonk somber. Zondag's woei het raam van de studeerkamer uit zijn sponningen. Op de typemachine van m'n vader toetste zich het bloed. Op de dijk spoelden korsetten aan, lijken van koeien, rood was niet meer dekadent helder, maar dof. Een teervlek op de vloer vertelde dat dansen voor denkbeelden en dingen het denken bestrafte. En een paarse haan op het dak kraaide met een grote mond dat de harde wind nu uit het Noorden kwam. 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 24