Kerk en samenleving in Zeeland in de negentiende eeuw
Religieuze ontwikkeling in
Zeeland in de negentiende eeuw
de Zeeuwse geschiedschrijving, dat
deze maar al te vaak niet verder heeft
gekeken dan de grenzen van de eigen
plaats of eigen provincie. Voor anti
quarische en lokaal-historische interes
ses is dat misschien voldoende, maar
vaak leidt deze werkwijze echter tot
oppervlakkigheid. En dat terwijl je met
lokaal-historisch onderzoek heel goed
algemene theorieën kunt toetsen en
aanscherpen. Als zodanig kan lokaal-
historisch onderzoek bijdragen aan de
verbetering van algemene gezichts
punten. Wintle geeft overigens terecht
zeker geen juichend beeld van de
stand van zaken in de Zeeuwse ge
schiedschrijving en het is goed dat hij
in zijn historiografisch hoofdstuk
alsmede in zijn concluderend hoofstuk
aanwijzingen geeft voor verder en
nader historisch onderzoek. Ik ben het
met die suggesties volkomen eens.
Kan ik me in de vraagstelling van
Wintle dus moeilijk vinden en heb ik
waardering voor zijn historiografisch
overzicht, voor de manier waarop hij
vervolgens te werk gaat kan ik helaas
weinig enthousiasme opbrengen. Ik
schrijf dit niet graag, want er verschijnt
al zo weinig over Zeeland en met
name de godsdienstgeschiedenis van
Zeeland in de negentiende eeuw is zo
belangrijk. De zwaktes en sterktes van
Wintle's boek nopen me tot een gede
tailleerde behandeling. Het eigenlijke
boek begint met een overzicht van de
Zeeuwse geschiedenis in de negen
tiende eeuw. Merkwaardigerwijs ver
antwoordt de auteur niet waarom hij
zijn studie laat begrenzen door de jaar
tallen 1815 en 1899, terwijl hij wel en
overtuigd ingaat op de vraag of je een
provincie tot object van studie mag
nemen. Uiteraard zijn 1815 en 1899
gekozen, omdat voor die jaren census-
gegevens voorhanden zijn, doch zou
het niet zinniger zijn geweest ook de
volkstelling van 1909 in het onderzoek
op te nemen? Dat had met name het
beeld van de gereformeerden en her
vormden en van de secularisatie
verduidelijkt.
Wat het overzicht van Zeeland betreft:
Wintle gaat voornamelijk in op de ont
wikkeling van de bevolking en van de
economie. Politieke geschiedenis is
merkwaardig afwezig in dit boek. Ik
kom daar nog op terug. De bevolkings
ontwikkeling is opmerkelijk, zo blijkt.
Zeeland had tot 1870 bijzonder hoge
geboortecijfers, sterftecijfers en huwe
lijksvruchtbaarheidscijfers. Rond 1870
vindt in Nederland een omslag plaats
in deze cijfers (de zogenaamde demo
grafische transitie, waarna geboorte
cijfers dalen, maar sterftecijfers nog
vlugger) en Zeeland volgt. De provincie
volgt zozeer, dat in het begin van deze
eeuw Zeeland zich ongeveer rond het
landelijk gemiddelde bevond. Het
hoofdstuk bevat ter verklaring hiervan,
alsmede van de slechte economische
prestaties, enkele hypotheses die men
in detailonderzoek zou kunnen testen.
Zo wijst Wintle op het investerings
gedrag van de rijken. Ik geloof echter
dat het investeringsgedrag van de
meeste Nederlandse kapitalisten in
deze periode uitmate voorzichtig was.
Wie een industriële onderneming
begon, had doorgaans moeite begin
kapitaal te verkrijgen. De Nederlander
belegde nu eenmaal liever in
staatsobligaties en andere veilige
objecten.
De kern van het boek vormen de
hoofdstukken 4 en 5, die respectievelijk
kwantitatieve aspecten van de reli
gieuze ontwikkeling van Zeeland in de
negentiende eeuw bevatten en een
onderzoek naar de rol van religie in de
economische achterstand van de pro
vincie. Het zijn hoofdstukken met veel
haken en ogen, maar ontegenzeggelijk
ook met nuttige kanten. Zo begint
hoofdstuk 4 met een zinvol overzicht
van de veranderingen in gezindte in de
negentiende eeuw. Terwijl de aanhang
van de hervormden in de bevolking
daalde, steeg die van de gereformeer
den (gerekend vanaf de Afscheiding)
en bleef die van de katholieken con
stant. In het hoofdstuk wordt per
gezindte nagegaan hoe de ontwikkeling
is geweest. Veel cijfermatige gegevens
worden opgevoerd in tabellen en
kaartjes waarin de provincie naar
gemeenten is onderscheiden. Dit is
materiaal (in het eerste aanhangsel
uitvoerig per gemeente weergegeven),
dat het boek nuttig maakt voor verder
historisch onderzoek. De manier
waarop Wintle echter met deze gege
vens omgaat, spreekt mij minder aan.
De tabellen zijn opgebouwd naar kies
district en niet naar eiland, zodat
Tholen, Noord-Beveland en St. Philips-
land niet duidelijk worden onderschei-
- 28 00
- 27 00
1831 36 46 51 56 61 66 71 1872
C19th
Souree Appelant 2
Figure IV. 5
Roman Catholics as a Percentage of the
Total Population of Zeeland, 1826-76
19 year moving averages).
den. Juist omdat het om religieuze
ontwikkelingen gaat, had ik liever een
onderscheid naar eiland gehad.
De kaartjes lijken slechts een duidelijk
inzicht te geven. Wie ze wil vergelijken,
zal merken dat dit niet gaat. Voor iede
re gezindte wordt een andere klasse
indeling gehanteerd. Een voorbeeld:
gemeenten waar de gezindte een zeer
klein aandeel in de bevolking had,
worden blanco weergegeven. Voor de
katholieken loopt die laagste klasse
van 0 tot 9,99% aanhang (de hoogste
van 95-100%), bij de hervormden van
0-74,99% (de hoogste van 93-100%)
en bij de gereformeerden van 0-12%
(de hoogste van 32-100%). Nergens
wordt verantwoord, waarom voor die
verschillende classificeringen is
gekozen. Vooral voor de hervormden
en katholieken was het beter geweest
gelijke klassen aan te houden en wel
zo, dat de laagste klasse van de
hervormden even groot was de hoog
ste voor de katholieken (bijv. 0-10%
hervormden en 90-100% katholieken).
Pas dan had je de gemeenten onder
ling goed kunnen vergelijken.
Wintle is vooral bezig met cijfers. Soms
lijkt het wel een obsessie, want wat te
denken van grafiek IV. 5? De groei van
het aantal Remonstranten wordt weer
gegeven in 9-jaarlijks voortschrijdende
gemiddelden en blijkt te lopen van 3
naar 33 personen! Aannemende
(zoals ook Wintle doet, maar voor Zee
land niet bewijst) dat het hier vooral
leden van de deftige standen betreft,
schat ik dat het om hoogstens 8 gezin
nen gaat. Vergelijkbare exercities vond
21