Kerk en samenleving in Zeeland in de negentiende eeuw
Religie en economische
achterstand
Zijn onderzoek schreeuwt om lokaal-
historisch kwalitatief onderzoek. Ga
maar eens kijken in de notulen van de
kerkeraad van Meliskerke, onderzoek
de kerkelijke archieven van Clinge, of
de interessante plaatsjes Koewacht en
Dreischor. Pas dan kun je iets zeggen
over de greep van de kerken op de
samenleving, over de secularisatie en
over de verzuiling. Het zou onzin zijn
van Wintle te eisen, dat hij al dit onder
zoek had moeten doen (hoewel een
paar case-studies mij welkom waren
geweest), maar zoals zijn hoofdstuk
over secularisatie en verzuiling er nu
ligt, kunnen we hoogstens spreken van
hypotheses. De belangrijkste daarvan
is, dat de katholieken hun achterban
beter hebben kunnen behouden dan
de hervormden. In de slotconclusie
(p. 214) vinden we zelfs terug dat de
katholieken er beter in slaagden hun
gelovigen godsdienst als „a way of life"
op te leggen.
De bestrijding van secularisatie door
het met succes opleggen van een
bepaalde levensstijl is voor Wintle een
belangrijke stap op weg naar de ver
zuiling. Die lijkt voor hem vooral een
emancipatieproces van kleine luiden te
zijn geweest. Of daarmee zijn visie een
belangrijke bijdrage aan de verzuilings-
discussie is, betwijfel ik. De analyse
van Siep Stuurman, die met name zeer
terechte kritiek heeft geuit op de inter
pretaties van verzuiling als een vorm
van emancipatie, heeft Wintle niet
verwerkt. Zelf ben ik het op andere
punten met Stuurman weer niet eens,
maar ik meen dat hij zeer juist heeft
aangetoond dat de verzuiling veel meer
van doen had met maatschappelijke
machtsverhoudingen dan met kerkelij
ke bekeringsijver. Ik meen aangetoond
te hebben dat de kerkelijke bekerings
ijver in de verzuiling na de eeuwwisse
ling, athans in Vlissingen, slechts
achterop liep bij andere mechanismen
in de verzuiling. Naar mijn mening was
de doelstelling van de verzuiling meer
politieke macht en controle over de
achterban, dan emancipatie.7
Hoofdstuk V richt de blik op religieuze
factoren die zouden hebben kunnen
leiden tot de (dus niet aangetoonde)
economische achterstand van Zeeland
in de negentiende eeuw. Wanneer we
i'o
Geneerte 1899
Percentage
with 'No
Religion1
District
46.
AAGTEKERKE
0.32
Walch.
43.
BIGGEKERKE
1.48
3.
DCMBURG
1.61
45.
MELISKERKE
1.26
53-
MIDDELBURG
3-29
39.
NIEUW- EN ST. J-LAND
1.77
50.
SEROOSKERKE (WALCH.)
0.82
37.
VEERE
1.60
41.
VLISSINGEN
3.45
65.
DREISCHOR
0.00
S-Duiv.
60.
DUIVENDIJKE
2.83
63.
KERKWERVE
1.11
66.
ZIERIKZEE
1.50
67.
NIEUWERKERK
0. 13
78.
THOLEN
1.01
31.
BAARLAND
1.00
Eevel.
61.
GOES
4.33
28.
HOEDE KENS KERKE
1.89
13-
KLOETINGE
1.16
17.
KRUININGEN
5.08
15.
YERSEKE
1.27
34.
KATS
2.74
85.
AAREENBURG
0.60
VZV
79.
BRES KENS
2.40
81
CADZAND
0.00
4.
NIEUW VLIET
2.06
83.
ZUIDZANDE
0.73
Source: Appendix 1
Table IV.27
Gemeenten in which the Level of
Population ,Of No Religion' exceeds One
Percent in 1899.
enigzins in de geest van de Weber
these zouden blijven, zou nu een ver
gelijking tussen de economische
prestaties van protestantse (zo
mogelijk ultra-orthodoxe) en katholieke
gemeentes moeten volgen. Dat doet
Wintle echter niet: hij concentreert zich
vooral op de invloed van orthodoxe en
ultra-orthodoxe protestantse richtingen.
Een eerste factor evenwel die onder
zocht wordt, is wrijving tussen katho
lieken en protestanten. Op grond van
enkele meldingen in uiteenlopend,
voornamelijk twintigste-eeuws onder
zoek wordt verondersteld, dat de
gezindtes bij geloofsgenoten hun
inkopen deden. Dat moet nog maar
bewezen worden. Ik heb althans in
Vlissingen de indruk gekregen, dat dit
een proces was, sterker wordend in de
tweede helft van de negentiende eeuw,
maar geen vaststaand gedrag. Wintle
gelooft overigens dat de wrijvingen niet
veel economische schade hebben op
geleverd en geeft voorts op basis van
bestaande literatuur een informatief
beeld (al kan tabel V.2 voor wat betreft
de kolom 1899 niet deugen) van de
ontwikkelingen in Zeeuws-Vlaanderen.
Vervolgens wordt ingegaan op de
invloed van de orthodoxie, een onder
zoek dat eveneens zeer te lijden heeft
gehad van het feit dat Wintle zich
beperkt heeft tot analyse van provin
ciaal verzamelde cijfers. Zodoende
heeft hij bijvoorbeeld weinig te vertellen
over een vraag die in het verzuilings-
onderzoek gesteld wordt, of namelijk
de Doleantie een zaak van midden
groepen was dan wel van elites (op de
dorpen). Wintle geeft vervolgens een
overzicht van de aanhang van allerlei
zeer orthodoxe splinters (met name in
Zuid-Beveland geconcentreerd), zon
der dat dit vervolgens goed verwerkt is
in zijn toetsing van de invloed van
(ultra-)orthodoxe denkbeelden op
zaken als inenting, het gebruik van
kunstmest en het afsluiten van verze
keringen. Wintle concludeert dat veel
invloed van de orthodoxie niet kan zijn
uitgegaan, want waar bijvoorbeeld
weerstanden tegen inenting bleken te
bestaan, daar verzekerde men zich wel
weer goed. Op de onderdelen van
deze analyse is de kritiek van toepas
sing die ik reeds eerder gaf (blijven
staan bij cijfers, deze soms onverant
woord overinterpreteren, uitgaande van
de godsdienstige verhoudingen anno
1899 analyse van de situatie van
enkele decennia eerder). Ik kan Wintle
dan ook helemaal niet bijvallen wan
neer hij ten aanzien van inenting
concludeert: „it is safe to conclude that
the Gereformeerden, and particularly
the „ultras", not only did not practise
vaccination themselves, but managed
to exert an influence on the gemeenten
of their residence out of proportion to
their small numbers", (p. 172). Bigge-
kerke en Meliskerke, in 1899 onder in
vloed van Middelburg aan het seculari
seren geslagen, bleken tussen 1867 en
1870 nog zwaar onder de invloed der
ultra's, want geen enkele vaccinatie
vond er plaats. En dat terwijl de vervol
ging van de ultra-orthodoxe dominee
Buddingh in 1835 juist in Biggekerke
begonnen was! Het was beter geweest
wanneer Wintle bijvoorbeeld eens een
lijstje had gegeven dat vermeldde waar
dokters gevestigd waren, had nage
gaan hoezeer de ideeën van de Réveil
man Capadose verspreid waren in
Zeeland en meer had overwogen
waarom men zich zou inenten tegen
de pokken wanneer de epidemieën in
Zeeland zo weinig slachtoffers
maakten.
Na nog gegevens bijeengebracht te
hebben over de kerken als sector in de
economie (traktementen, armenzorg,
gebruik kapitaal, giften en legaten),
waaruit niet geconcludeerd kan worden
dat de kerken de economie bijzonder
nadeel dan wel voordeel gebracht
hebben, gaat de auteur een paar inci-
26