Repliek op kerk en samenleving in Zeeland in de negentiende eeuw M. J. Wintle Door de redactie van het Zeeuws Tijdschrift is mij gevraagd om te reageren op Bert Altena's recensie van mijn boek Zeeland and the churches: religion and society in the province of Zeeland in the nineteenth century (Middelburg 1989). Een repliek op een recensie is ongebruikelijk en wordt alleen gevraagd wanneer de recensie van een boek zeer negatief is. De auteur wordt daarmee in de gele genheid gesteld om zijn criticus van repliek te dienen. Altena's recensie van mijn boek is een afbrekende. Als auteur ben ik het natuurlijk niet eens met wat Altena schrijft. De vraag is: wat doe ik er aan? De recensie negeren als een kleinzielige aanval van ondergeschikte betekenis? Dat laatste is uitgesloten omdat de recensie verschijnt in het Zeeuws Tijdschrift en dus gelezen zal worden door veel mensen met belangstelling voor de Zeeuwse geschiedenis. Daarom zal ik er de lezers van trachten te overtuigen dat de invalshoek van Altena eenzijdig is en dat de lezer mijn boek zelf zal moeten lezen om een eigen oordeel te kunnen vellen. Hoewel de toon van de recensie door de bank genomen bijtend is, is het gegeven dat Altena er zo'n lange recensie aan wijdt, een teken van belangstelling voor mijn boek. Verder meen ik op te moeten merken dat Altena een niet gering aantal facetten van mijn werk prijst. Zoals bijvoorbeeld in de hoofdstukken die te maken heb ben met de geschiedschrijving van Zeeland, theorieën met betrekking tot de lokale geschiedenis, de econo mische demografische geschiedenis van Zeeland, de beschrijving van de kerkelijke gezindten in de vorige eeuw, mijn analyse van de secularisatie en de wrijvingen tussen katholieken en protestanten in Zeeuws-Vlaanderen. Maar vooral mijn suggesties voor het verzamelen van gegevens voor toe komstig historisch onderzoek dragen zijn goedkeuring weg. De uiterst negatieve toon van de recensie stelt deze lof in de schaduw maar nu ik alles op een rijtje gezet heb, valt het mij op dat ik eigenlijk weinig reden tot klagen heb. Niettegenstaande deze lof blijven er serieuze punten van kritiek over. Altena heeft voornamelijk kritiek op mijn conceptuele aanpak, de statistische uitwerking van de vraagstelling en de manier waarop ik lokale geschied schrijving bedrijf. Ik ben zeker niet van plan puntsgewijs Altena's recensie te weerleggen. Ik beperk mij tot een drietal punten van kritiek die door Altena naar voren zijn gebracht. Altena gaat er van uit dat Zeeland and the churches de zoveelste poging is de Weber-these op lokaal niveau toe te passen. Dit is een verkeerde ziens wijze. Hoewel er zowel in de inleiding als in de conclusie op de Weber-these wordt ingegaan, maak ik duidelijk dat this is not a project primarily concerned with Weber." (p. 22) Dat de Weber-these op het negentiende- eeuwse Zeeland niet van toepassing is, wordt door mij afdoende aange toond in de conclusie. Wat zijn dan wel de vraagstellingen van mijn boek? De opzet van mijn boek is de aard van de historiografische traditie in Zeeland bloot te leggen en de dynamische ontwikkelingen van de kerkelijke gezindten in Zeeland in kwantificeer bare grootheden vast te leggen. Deze twee vraagstellingen zijn nog nooit systematisch aan de orde gesteld. Nadere bestudering van de Zeeuwse geschiedschrijving brengt aan het daglicht dat er een communis opinio bestaat over de negentiende-eeuwse Zeeuwse geschiedenis. Door gebruik te maken van gegevens over kerkelijke gezindten kon deze opinie getoetst worden. Voor zover bepaalde vormen van orthodox Calvinisme invloed op de economie hebben uitgeoefend, kan dit aan de Weber-these gerelateerd worden. Het heeft echter minstens zoveel te maken met de effecten van de interconfessionele rivaliteit, het gedrag en de effectiviteit van kerken als met de economische instellingen en de directe inmenging van de kerken in economisch-politieke zaken. Deze onderwerpen hebben weinig van doen met de Weber-these. Mijn vraagstelling is ruim geformuleerd en wordt getoetst aan data die in mijn boek bij elkaar gebracht zijn. De toepassing van de Weber-these op Zeeland was voor mij een bijzaak. Het tweede punt van kritiek betreft de statistische uitwerking van het cijfer materiaal in mijn boek. Ik ben het met de recensent eens dat het negen tiende-eeuwse cijfermateriaal vaak gebrekkig is. Ik ben mij daar zeer bewust van en maak er de lezers van mijn boek herhaalde malen attent op. Altena's kritiek richt zich op de distri butiekaartjes die de spreiding van elke gezindte over de provincie weergeven, omdat volgens hem een tussen de sterkte van de gezindten (elke gezindte heeft een verschillende indeling naar klasse op de kaartjes) in één bepaalde gemeente moeilijk te geven is. Deze kaartjes zijn echter bedoeld om een beeld te geven van de geografische spreiding over heel Zeeland. Wanneer men de percentages van de verschil lende gezindten wil vergelijken binnen een bepaalde gemeente, raadplege men de tabellen of het aanhangsel. Alle data zijn er, ingedeeld naar gemeente, in aan te treffen. Verder ziet Altena het nut niet van een grafische voorstelling van het verloop van een gezindte met weinig aanhangers, zoals de remonstranten (ik wel) en vindt hij dat de godsdienstige censuscategaorie „Overige" wat problematisch. Een me ning die ik met hem deel. (zie: p. 83-87) Altena vindt de tabellen IV.18 en V.2 van weinig waarde maar ik vermoed dat hij ze verkeerd geïnterpreteerd heeft. Kennelijk begrijpt Altena de statistische techniek van de Scatter- gram en de Clustergrafiek niet. Uiteraard zijn gegevens over onwettige geboorten in één dorpje van inciden tele betekenis, maar wanneer men de gegevens over 109 dorpen in zijn scattergram verwerkt, is daar wel degelijk iets uit af te leiden. Als men de uitschieters naar boven en beneden buiten beschouwing laat, kan met de algemene trend blootleggen. Toegege ven de statistische bewerking van incomplete gegevens blijft proble matisch en mijn bewerking is zeker niet perfect. Toch is geen van de bezwaren die door Altena tegen mijn statistische bewerking naar voren gebracht zijn zwaarwegend genoeg om mijn conclu sies voortvloeiend uit de bewerking in twijfel te trekken. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 35