Mededelingen
Uitgangspunt was een citaat van de
Amerikaans-Engelse dichter en essayist
T. S. Eliot (1888-1965): „De mensen
hebben God niet ingeruild voor andere
goden, zeggen ze, maar voor geen God.
En dit is nog nooit eerder gebeurd dat
mensen tegelijkertijd ontkennen en
aanbidden, en daarbij belijden ze eerst
de rede, dan geld en macht, ras of dia
lectiek". Sprekend over het onderhavige
thema moet de vraag gesteld worden of
men christendom en kerk zo maar naast
elkaar kan plaatsen. Als die twee aan
elkaar gelijk zouden zijn, zou dat beteke
nen dat de maatschappelijk-culturele
uitingsvorm van het christelijk geloof
(zo zou men immers het christendom
kunnen aanduiden) samenvalt met de
institutioneel-organisatorische vorm
geving daarvan (bedoeld is de kerk).
Naar Nederlandse verhoudingen ver
taald zou dat b.v. betekenen dat christe
lijke politiek, zoals die door het C.D.A.
bedreven wordt, ook kerkelijke politiek
is, maar welke C.D.A.-politicus zou dat
willen onderschrijven! Dan zou de kerk
het immers ook in de politiek voor het
zeggen hebben. Dat noemen we theo
cratie, zoals dat in de christelijke wereld
eeuwen lang bestaan heeft en nu in
sommige islamitische landen gepracti-
seerd wordt. De begrippen christendom
en kerk moeten dus goed onderscheiden
worden.
Maar daarmee zijn nog niet alle ondui
delijkheden uit de weg geruimd. Men
kan immers de vraag stellen: over welke
kerk spreek je en over welke economie
of welk economisch stelsel gaat het?
Gaat het b.v. over de orthodoxe kerk en
de Sovjet Unie of de Lutherse kerk in
de D.D.R.? Wereldwijd gezien kan men
zeggen dat er twee economische stelsels
bestaan, die weer allerlei varianten
vertonen. Zo zijn er ook verschillende
kerken die zich bovendien in de verschil
lende varianten van die twee econo
mische stelsels bevinden. Maar ook
zonder voortdurend onderscheid te ma
ken tussen begrippen als kerk en chris
tendom kan men wel enkele opmerkin
gen maken over de invloed die econo
mische stelsels hebben. Zo zie je b.v. dat
natuurvolken die van de jacht leven,
andere goden, riten en mythen hebben
dan natuurvolken die van de landbouw
leven. Ook is het duidelijk dat hun
godsdiensten weer verschillen van de
godsdiensten van moderne westerlingen
in een stedelijke of industriële samen
leving. Zo beschrijft b.v. Habermans
(Duits filosoof en socioloog, geb. 1929)
het katholicisme als een agrarische gods
dienst, daarentegen noemt hij het prote
stantisme de godsdienst van de handel
drijvende burger. En terwijl Max Weber
(Duits socioloog en historicus, 1864-
1920) beweerde dat juist het protestan
tisme van Calvijn en diens predestinatie
leer mede aan de oorsprong van het
kapitalisme hebben gelegen, zeggen
anderen dat het kapitalisten waren die
in het protestantisme hun godsdienst
vonden!
Zowel Adam Smith (Schots econoom
en moraalfilisoof 1723-1790) als Karl
Marx (Duits filisoof en econoom, 1818-
1883) spreken over een economische
drievuldigheid die over de burgerlijke
samenleving heerst: grond - kapitaal -
arbeid. Onder burgerlijke samenleving
moet verstaan worden de politieke
samenleving, waarin de burger politieke
zeggingsmacht gekregen heeft. De drie
eenheid van grond - kapitaal - arbeid
heerst volgens eigen wetten; Smith vond
dat prima, Marx keurde het af. Marx
wijst de christelijke godsdienst af als
opium van het volk, want zegt hij: ter
wijl het christendom de mens nog steeds
verwijst naar een god van vroeger, van
boven, heerst er al lang een andere god,
een andere drievuldigheid. Marx was
van mening dat de kapitalistische econo
mie niet tot een andere gestalte van
kerk of christendom zou voeren, maar
eenvoudig tot geen. Maar daarin heeft
hij zich vergist, want na meer dan een
eeuw zijn kerk en christendom nog
steeds niet uit de kapitalistische samen
leving verdwenen!
Bonhoeffer (Duits protestants theoloog,
1906-1945) zegt: In onze tijd heerst een
kapitalistische Christus en die moet be
streden worden. Ook de Latijns-Ameri
kaanse bevrijdingstheoloog Leonardo
Boff (geb. 1938) is deze mening toe
gedaan, maar hij maakt gebruik van
Marx' maatschappijanalyse. Boff
ontkent dat alle veranderingen in de
geschiedenis door de economie veroor
zaakt worden, toch is hij van mening
dat de economie, d.w.z. de productie en
verdeling van die goederen die noodza
kelijke voorwaarden zijn voor het
fysieke leven, zoals eten, huisvesting,
gezondheidszorg, de basis vormt voor
elke samenleving. Wanneer deze zaken
er niet zijn of niet in voldoende mate,
dan wordt de samenleving bedreigd.
Wat verder nog tot de samenleving
behoort, zoals het recht, de godsdienst,
het onderwijs etc. (Marx spreekt van
„bovenbouw"), wordt mede bepaald
door de economische basis. Welnu zegt
Boff: bestaan aan de basis scheve ver
houdingen, zoals heerschappij en afhan
kelijkheid, dan gebeurt dat ook in de
bovenbouw. Zo verklaart Boff ook de
gezagsstructuur in de R.K. kerk. En dat
is dan meteen een duidelijke uitspraak
over de invloed van de economie op de
concrete verschijningsvorm van de
kerk! De conclusie van Boff is dan ook
deze: is er een socialistische samenle
ving, waarin de economische verhoudin
gen in evenwicht zijn, dan zal er ook in
de kerk geen autoritaire structuur kun
nen bestaan.
Maar ook politiek en ideologie hebben
hiermee te maken. Onder politiek wordt
hier verstaan: de wijze waarop bepaalde
idealen met behulp van machtsverwer-
ving en machtsuitoefening gerealiseerd
worden. In de Nederlandse samenleving
werd tot voor kort voor de politieke
machtsuitoefening een beroep gedaan
op God (denk aan de bede in de troon
rede!). Maar tegenwoordig denken zeer
velen dat men ook macht kan uit
oefenen zonder te denken dat die macht
van God komt; de politiek als zodanig
is daardoor niet veranderd.
Geld en economie horen bij elkaar, we
zeggen immers: geld moet rollen! Toch
waren en zijn er ook samenlevingen die
wel geld kennen, maar niet op de ma
nier, waarop het geld bij ons functio
neert. Zo produceert men b.v. etens
waar, waarvoor men geld krijgt. Met
dat geld produceert men weer andere
goederen. Men wordt rijk, niet door
bezit van geld maar door bezit van
goederen. In onze samenleving daaren
tegen staat geld centraal. In de Middel
eeuwen heeft men namelijk een mecha
nisme uitgevonden om met geld meer
geld te maken. Dat was een ontdekking
van de bankiers. Maar dat schiep proble
men, want geld met geld maken, was
verboden. Men redeneerde namelijk dat
alle winst door woeker tot stand kwam
en woeker was verboden, omdat men
daarmee geld nam, wat anderen toe
behoorde. Maar door geld uit geld te
maken ontstonden op den duur de rijke
stadstaten die zich aan de onderdruk
king van het feodale systeem wisten te
onttrekken en dat betekende meer vrij
heid. Om die vrijheid niet te hoeven
37