De opbouw van het jeugdwerk in het land van Cadzand (1944-1946) „rondhangt" lijkt echter onwaarschijnlijk. De talrijke diensten van het Militair Gezag, maar vooral het noodherstel, thuis of in de woning- en landbouw, zorgen voor voldoende werk. De schaarse gelegenheden tot ontspan ning, zoals toneelavonden en voetbal wedstrijden, laten jongeren zich niet ontgaan. Daar heeft men ook alle begrip voor, maar een „gezellige" avond van de actie Zuid helpt Noord afsluiten met het zingen van het Wilhelmus, collec teren op door de Engelse soldaten georganiseerde moderne dans- en jazzavonden en na een Christelijke landdag afzakken naar de kermis, dat gaat dominee Oort te ver. Het is zijns inziens tekenend voor een „gebrek aan stijl".'2 Een bijzonder punt van verontrusting is de omgang met de Engelse soldaten. Aanvankelijk waren zij betrokken bij de kustbewaking en luchtverdediging. Ze zijn veelal ondergebracht in openbare gebouwen. Met het naderen van de bevrijding van Noord-Nederland wor den ze ingeschakeld bij het „nood- herstel" en begint voor hen het wach ten op de repatriëring. Ze doden de tijd met „moderne dans- en jazzavonden" en andere vormen van vertier. Een ongelukje zorgt ervoor dat het gemeen tehuis in Biervliet, waar een deel van hen gelegerd is, in vlammen opgaat. Ook op een ander front is het gevaar voor „kleine ongelukjes" niet denk beeldig. Het is vooral de omgang van meisjes en jonge vrouwen met Engelse soldaten die de nodige verontrusting wekt.13 Met instemming publiceert de redactie van „De Schakel" op 27-4- 1945 de volgende brief aan de ingeze tenen van Groede. In ons dorp zijn vele Engelschen. We houden van hen. Natuurlijk, want ze zijn onze bondgenooten en vrienden. Ze zijn onze bevrijders. Ze hebben onze dankbaarheid verdiend en ze zijn onze vriendschap waard. Hoe bewij zen we hun die het best? Zeker ook door hun gezelligheid en ontspanning te geven. Maar daarom is nog niet iedere vorm van ontspanning en gezel ligheid een uiting van ware vriend schap. Ware vriendschap eerbiedigt bestaande betrekkingen. De Engel schen hebben hun gezinnen en ver loofden ginds in Engeland. Dat zijn betrekkingen, die hun vrienden in Hol land in eere moeten houden. Zij moeten zorgen, dat ze door al hun gezelligheid en ontspanning geen wig drijven tus- schen de Engelschen en hun gezin nen en verloofden. De kans dat ze dit wel doen, bestaat zeer zeker. Praat en leef daar niet over heen. Dat is onver geeflijk oppervlakkig. Dat is ontrouw aan de bondgenooten in Engeland, de vrouwen en meisjes ginds, 't Kan bovendien ook zijn een spelen met eigen eerbaarheid. In ieder geval: hier liggen ernstige gevaren voor het leven van Engelschen en Nederlanders. De schrijver(s) bepleit(en) een „rem op onze ontspanning en vermakelijk heden" en een „zuiver meeleven" met Noord-Nederland: „En 't is krom, als Zuid-Nederland zich moefuift, terwijl Noord-Nederland gemarteld en uitgemergeld wordt. Onze uitingen van vriendschap jegens de Engelschen en onze uitingen van blijdschap over de wordende bevrij ding kunnen en moeten zoo zijn, dat er diep, zuiver meeleven met bond- en landgenooten uit spreekt. En als dat er ooit aan mankeert, is het mis. Dan is het geen uiting van vriendschap, maar van oppervlakkigheid, zelfzucht en wellustigheid". Op de burgemeestersvergadering van 27-4-1945 stelt het Militair Gezag harde maatregelen in het vooruitzicht: „Er zal een verordening verschijnen i.v.m. de toenemende zedeloosheid. Ook aan het dansen zal geschaafd worden, alhoewel dit niet geheel ver boden kan worden. Op de vraag wat te doen, als de engelsche militairen een avondje organiseren, antwoordt majoor Koch, dat hij een regeling zal treffen met de Engelsche Instantie, zodat gepaschte ontspan ning wordt gegeven, kinderen mogen echter nooit worden toegelaten",u Het afkondigen van zo'n Verordening valt voor het Militair Gezag onder het handhaven van de „openbare zedelijk heid". In het eerste Publicatieblad van het Militair Gezag, van 19 april 1944, waren daartoe verordeningen gepubli ceerd inzake ontucht en de bestrijding van geslachtsziekten. In West Zeeuwsch-Vlaanderen zag het Militair Gezag zich bij haar entree in november niet alleen geconfronteerd met een groot aantal arrestaties van politieke delinquenten (NSB-ers, collaborateurs), maar ook van „moffenmeiden". In Groede waren zo'n 300 meisjes en vrouwen geïnterneerd.15 Op 15 mei kondigt het Militair Gezag de Verordening Jeugdbescherming af. De Verordening verbiedt jongeren onder de 18 zich in café's, restaurants, lunchrooms en openbare vermakelijk heden te begeven. Tussen 10 uur 's avonds en een uur voor zonsopgang mogen ze zich niet in de open lucht bevinden. Voor 17-18 jarigen wordt een uitzondering gemaakt, mits zij zich in het gezelschap bevinden van ouders of voogd. Kortom: jongeren krijgen een uitgaansverbod. In het voorjaar van '45 wordt in de gemeentes Aardenburg, Breskens, Groede, Oostburg, Waterlandkerkje en IJzendijke ook de politieverordening met betrekking tot het zwemmen aan gescherpt. Het is voortaan verboden om „ongekleed of in aanstoot gevende strand of sportkleding te zwem men of baden in wateren binnen een afstand van 100 m. van bewoonde gebouwen, scholen, kerken of wegen".16 Niet alle vormen van „ontspanning en vermakelijkheden" komen onder een strenger toezicht. De traditionele voor- jaarskermis wordt nergens verboden. Sterker nog: het Militair Gezag stemt zelfs in met een (tijdelijke) verlenging van de avondklok. Voor de Tweede Wereldoorlog trok de kermis, een aan tal draaimolens èn een danstent en - orkest, van dorp naar dorp. Voor jon geren was dit dé uitgaansgelegenheid bij uitstek en het liep nog al eens uit op zuip-, vecht- en vrijpartijen. De bevrij- dingskermis gaf kennelijk nergens pro blemen, al rapporteert Vroklage, hoofd van politie in West Zeeuwsch-Vlaan deren, wel dat hij na afloop van de kermis in Sluis „honderden mensen" bij terugkeer aangehouden heeft, wegens „overtreding van de verorde ning inzake de avondklok In het voorjaar van 1945 worden in de meeste dorpen plaatselijke werkgroe pen opgericht en in juni kiest de Werk groep een bestuur. Van het Streekplan komt niets terecht. De herbouw van de gebombardeerde dorpen laat op zich wachten, de verbindingen met Oost Zeeuwsch-Vlaanderen blijven slecht en voor de inpoldering van de Braak man is weinig belangstelling. Het land 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 13