De opbouw van het jeugdwerk in het land van Cadzand (1944-1946)
De morele, geestelijke en lichamelijke
herbewapening van deze streek dient
zo spoedig mogelijk ter hand genomen
te worden. Opbouw van het jeugdwerk
is hier in de allereerste plaats nodig, ja
zelfs even nodig als het bouwen van
noodwoningen. Men denke niet alleen
aan de stoffelijke nood! De bewoners
van Zeeuwsch-Vlaanderen voelen zich
sterk ten achter gesteld. Er zijn er
zelfs, die er een annexionistisch stre
ven op na houden en zeggen „zet
voor mij de grenspaal maar in de
Schelde!" Een mooi, moeilijk, doch zo
dankbaar arbeidsterrein ligt hier
open!29
Met het doel een breed samengesteld
„Comité West Zeeuwsch Vlaanderen"
op te richten, wordt op 7 mei 1946 in
Oostburg een algemene vergadering
gehouden. Peters gaat in zijn lezing in
op de „verwildering van de jeugd".
Hij benadrukt de samenhang tussen de
materiële verwoesting en de immateriële
component. Hij ziet volksdans als
tegenhanger van de moderne dans
(„swing en hot-jazz-complex") en hij
wijst op het belang van „een jeugd
tehuis, dat door alle jeugdverenigingen
gebruikt kan worden" en van „een
buitencentrum, waarvoor de overheid
zeker alle medewerking zal verlee-
nen". Voor de organisatie van de
jeugdleiderscursus wordt een werk
comité in het leven geroepen en Peters
zegt toe, dat - als het Comité VBS daar
om verzoekt - VBS voor docenten
volkszang en -dans zal zorgen.
Vóór en na de vergadering heeft Peters
o.a. met Van Dongen gesprekken over
de financiële kant van de opbouw van
het jeugdwerk en over de aanschaf
van een gebouw. De gedachten gaan
daarbij uit naar „de Elderschans" in
Aardenburg.30
Op 8 mei wordt er in Hulst vergaderd.
De avond kent dezelfde opzet, maar bij
de samenstelling van het Comité geeft
Kapelaan Asselbergs, assistent dio
cesaan aalmoezenier en districtscom
missaris van de R.K. Verkenners, te
kennen dat „de bisschop van Breda
tegen het zitting-nemen van R.K. in dit
Comité is. Struikelblok is de „te grote
inmenging" van de Overheid. Mede
werking in de toporganisatie kan wel
toegestaan worden. Na enige discussie
zegt Asselbergs toe dat hij zich met
spoed tot de bisschop zal wenden.
Hij stelt het op prijs als ook een ver
tegenwoordiger van het Ministerie zich
tot de bisschop zou wenden. Hij stelt
de oprichting van een voorlopig comité
voor.31 Peters hoopt
binnenkort vertegenwoordigers
(sters) van de R.K. jeugdvereenigingen
in de Comité's aan te treffen en wil
tevens opmerken, dat er onder de ge
noemde comitéleden uiterst geschikte
medewerkers(sters) zijn gevonden om
het jeugdwerk in Z. Vlaanderen daad
werkelijk op te bouwen.
Het Zeeuwsche Wapen met het onder
schrift „Luctor et Emergo" past in
deze getroffen gebieden op geen
betere plaats. Ik geloof, dat wij in de
nabije toekomst hier veel goeds kun
nen verwachten.
Op 22 mei komt Asselbergs echter met
een eigen voorstel:
Wij richten zelf twee cursussen in, een
voor jongens en een voor meisjes, op
dezelfde datum en op twee terreinen
niet te ver van elkander, zoodat de
cursusstaf in staat is om gelijktijdig de
2 cursussen te verzorgen. Bij de in
structies, waarbij het gezamenlijk op
treden van jongens en meisjes
gewenscht is, zooals bij de volksdans
kunnen zij gemakkelijk bij elkaar
gebracht worden. Zoo worden de
kosten gereduceerd en wordt tijd
gespaard voor de staf. Deze cursussen
staan natuurlijk open voor anders
denkenden, zooals wij in het verleden
ook inleidingscursussen voor Verken
nersleiders en Welpenleidsters hebben
ingericht, waaraan ook door niet
katholieken werd deelgenomen. Wij
kunnen zelf de instructeurs aanvragen,
die expert zijn op hun terrein en hopen,
dat U dus bereid zult zijn om de voor
genomen steun ook aan deze cursus
te geven.
Het kan natuurlijk niet Uw bedoeling
zijn, dat in een overwegend katholiek
gedeelte deze materialen de sport-
spullen, RM) uitsluitend beschikbaar
zouden gesteld worden aan niet-
katholieke vereenigingen. Wij vertrou
wen dus, dat wij Katholieken, hoewel
wij niet kunnen zitting nemen in het
door U voorgestelde comité, toch voor
onze vereenigingen de gelegenheid
krijgen om deze materialen aan te
schaffen".32
Het topberaad tussen VBS en de
Katholieke Jeugdbeweging vindt op 24
mei plaats, maar de katholieken komen
(nog) niet met een definitief standpunt.33
Oosterlee geeft te kennen dat hij bereid
is om de minister voor te stellen ook de
cursus, zoals Asselbergs die voor
gesteld had, te subsidiëren. Voor
Asselbergs is dat reden om, omdat er
„voor deze cursus geen ambtenaren
behoeven te worden gestuurd", een
ruimere subsidie te vragen en pastoor
Froger in Schoondijke in te lichten.34
P. Froger was in de jaren dertig door
het episcopaat belast met de opbouw
van de R.K. Verkennerij. De RK Ver
kennerij ging steeds meer samenwer
ken met de Nederlandse Padvinders
Vereniging, waarvan Oosterlee hoofd
commissaris was. Froger was geen
voorstander van samenwerking en
werd door de NPV „met enige arg
waan" gevolgd. Froger besloot priester
te worden. Bij zijn benoeming in
Schoondijke, eind mei-begin juni, krijgt
Froger opnieuw „een missie van het
episcopaat".35 In samenwerking met
W. Snoeren, sociaal werker, ontwikkelt
ook Froger ideëen over een eigen
cursus. In de besprekingen over het
clubhuis geeft hij te kennen, dat de
katholieken „een eigen clubhuis met
een eigen sfeer" wensen.36 Onder de
deelne(e)m(st)ers aan de VBS-jeugd-
leid(st)erscursus, gehouden in de
periode mei-juli te Aardenburg, zijn
geen katholieken.
Tot slot ontstaan er in juli problemen
rond de sportspullen. Het merendeel is
onbruikbaar en er is onduidelijkheid
over de eigenaar-opdrachtgever.
Formeel is dit namelijk niet VBS, maar
Nederlands Volksherstel. NVH wil ook
geld ter beschikking stellen voor het
stichten van een jeugdhuis en het aan
trekken van jeugdleiders. NVH begeeft
zich op het terrein van VBS en door het
„eenigzins ontactisch" optreden van
NVH, ontstaat er verdere onduidelijkheid
over de positie van VBS.
Het gevolg is „distancieering der
Katholieken van elke samenwerking
met anders-denkenden".37
Epiloog
Op het laatste weekend van de VBS-
jeugdleid(st)erscursus, 20 juli 1946,
wordt een vergadering gehouden over
55