De opbouw van het jeugdwerk in het land van Cadzand (1944-1946) door Verhage, die nauw betrokken is bij de opbouw van het jeugdwerk in Nederlands-Hervormde kring, worden verzoeken om krachtige steun van OK&W (VBS) gedaan. De vraag is echter of het draagvlak voor een gezamenlijke en gecoördineerde opbouw van het jeugdwerk daad werkelijk aanwezig was èn of men vol doende zicht had op wat voor soort ondersteuning men wilde. De zware verwoestingen maakten dat ook moeilijk: alles moet (ook letterlijk) van de grond af aan opgebouwd worden. VBS wil „stimuleren, coördineren en subsidiëren", hetgeen ruim opgevat wordt. Met de jeugdleiderscursus anti cipeert VBS op de toekomstige behoef te aan jeugdleiders. Volkszang en - dans sluiten aan op de traditie van de Zeeuwsche Landbouwjongeren en op het moderne dans-probleem. Lichamelijke opvoeding en sport bin nen de jeugdbeweging bieden een alternatief voor voetballen en zwem men. Op het eerste oog lijken vraag en aanbod hier beter op elkaar afgestemd, maar de jeugdleidersvorming werpt slechts op lange(re) termijn vruchten af, de steun voor de bouw van een jeugd tehuis en een buitencentrum - zonder financiële toezeggingen van de kant van VBS - is lippendienst en zelfs de sportspullen zijn voor het merendeel onbruikbaar. De opzet van VBS valt aanvankelijk zowel in Oost als in West Zeeuwsch- Vlaanderen in goede aarde. De slechte verbindingen nopen tot de oprichting van twee comitées, maar de Oost-West problematiek heeft nog een aantal consequenties. Het roomskatholieke jeugdwerk is in Oost Zeeuwsch-Vlaan- deren sterker ontwikkeld dan in West Zeeuwsch-Vlaanderen en dat geeft de katholieken in het Oostelijk deel een zekere machtspositie. West Zeeuwsch- Vlaanderen is voor hen een achter standsgebied. Op dit punt zijn wellicht ook de demografische ontwikkelingen in de kerkelijke gezindte in het land van Cadzand van belang. In West Zeeuwsch-Vlaanderen is sprake van een tendentiële daling van het percen tage Nederlands-Hervormden. Net na de Tweede Wereldoorlog is er zelfs in dorpen als Nieuwvliet, Groede en Zuidzande een scherpe daling. Deze daling correleert met de toename van het percentage van het Gereformeerde volksdeel en met de stijging van het onkerkelijkheidspercentage. Mogelij kerwijs gaven deze beide ontwikkelin gen in de N.H.-gelederen rondom Cadzand aanleiding tot zorg over een toenemende ontkerkelijking.43 Ook Verhage geeft in zijn brief aan, dat voor de Nederlands-Hervormden gedacht werd aan versterking van het jeugd werk in eigen kring. Voor het R.K. volksdeel is er, met uitzondering van Aardenburg, dat na de Tweede Wereld oorlog werd samengevoegd met de katholieke dorpen Eede en St. Kruis - sprake van een stijging van ca. 3%. Bovendien liggen de gezagsverhou dingen in de verschillende kerkelijke groeperingen anders. Asselbergs wordt door de bisschop teruggefloten en komt met een eigen voorstel voor de jeugd- leid(st)erscursus. De instructie moet, conform de katholieke traditie, door eigen deskundigen en in gescheiden groepen van jongens en meisjes ter hand genomen worden. De aanstelling van Pastoor Froger en de wijze waarop hij invulling gaf aan zijn „missie van het episcopaat" (een eigen jeugdleid(st)ers- cursus, een „clubhuis met een eigen sfeer" èn uiteindelijk „distantiëring van iedere vorm van samenwerking met andersdenkenden") kunnen eveneens bijgedragen hebben aan het beeld van een „oprukkend katholicisme". Tóch zijn de katholieken niet tegen de op bouw van het jeugdwerk. Ze willen alleen dat de spelregels van de verzui ling gehanteerd worden. Samenwer king kan alleen aan de „top" plaats vinden en die top dient er in eerste instantie op toe te zien dat bij de ver deling van materiële middelen (hetzij sportspullen, hetzij subsidie voor club huizen en jeugdleiders) de evenredig heid in acht gehouden wordt. De uit zondering die deze regels bevestigt is Bijlage 1 %N.H. %Geref. %R.K. %onkerkelijk 1930 1947 1930 1947 1930 1947 1930 1947 Aardenburg 32,1 18,9 3,3 4,6 57,9 72,0 1,0 2,0 Eede 1,1 98,8 0,1 St. Kruis 23,1 1,8 73,4 0,4 Biervliet 54,7 52,4 2,0 4,1 41,6 40,6 1,2 2,6 Breskens 62,0 64,4 1,8 4,0 8,1 9,8 16,5 11,3 Cadzand 81,0 85,3 0,4 1,6 3,5 3,3 5,9 2,1 Groede 77,0 67,5 1,8 3,1 17,6 19,0 0,7 6,1 Hoofdplaat 15,8 12,3 2,6 1,7 80,2 83,5 0,2 2,4 Nieuwvliet 92,0 81,8 0,2 1,0 0,2 3,8 0,4 4,5 Oostburg 54,4 47,4 5,7 10,7 31,7 34,6 5,0 6,3 Retranchement 72,0 77,7 5,6 7,4 4,8 5,1 11,4 5,3 Schoondijke 62,0 57,4 14,1 16,8 19,9 22,6 1,5 2,6 Sluis 23,2 24,9 1,0 2,4 73,4 67,7 1,3 3,6 Waterlandkerkje 44,6 45,5 9,3 13,4 41,6 39,7 1,0 1,4 IJzendijke 24,0 22,7 3,2 4,1 71,3 70,6 1,0 2,3 Zuidzande 85,7 77,3 6,4 5,5 2,5 5,3 1,6 8,9 Bron: Volkstelling 1930 en 1947 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 20