Holle bolle Gijs en het boek van een miljoen
maar een paar dagen hadden om op
adem te komen), maar neem, om bij
het Zeeuwse te blijven, een paar alge
meen gewaardeerde en geaccepteerde
autoriteiten, autoriteiten als Quarles,
Dieleman, Walré de Bordes. Dieleman
heeft een aardig strafblad opgelopen,
maar niemand zal de beide andere
heren ervan verdenken echt fout te zijn
geweest. Niettemin kon je maar beter
afstand van hen nemen, want bruikbaar
waren ze ook niet meer. Het optreden
heeft in ieder geval bij velen van mijn
generatie - en dat zijn dus de jongens
en meisjes, die op hun twintigste de
oorlog ingingen en vijfjaar lang door
- de Duitsers werden achterna gezeten,
een gezond wantrouwen in „de macht"
nagelaten. Zolang er van die generatie
nog mensen in leven zijn - en sommi
gen hebben kinderen waarmee ook
wat mis schijnt te zijn - is de oorlog niet
echt voorbij. Op de tv zie ik een stelletje
gedecoreerde veteranen, die naar
Europees Turkije zijn gevlogen om de
slag bij Gallipoli te herdenken. De
jongste is 94, de oudste 103; die ge
vechten vonden in 1915 plaats, in de
Eerste Wereldoorlog. M'n zusje uit
Holten belt me op om te zeggen dat ze
een aantal Canadezen heeft die hun
gevallen kameraden op de erebegraaf
plaats daar willen herdenken. Er zit ook
een groepje bij dat eerst nog bij Rilland
Bath heeft gevochten. Of ik ze kan
hebben en rondleiden Nee, de oor
log is nog niet echt voorbij, maar zo
bedoelde u het waarschijnlijk niet.
Meneer van Damme, laten we het
debat op een gezelliger plaats dan in
dit tijdschrift voorzetten Het gelijk,
dat ik nu denk te hebben, zal namelijk
in de tijd verloren gaan, vrees ik.
De geschiedenisboekjes, die tussen
2100 en 2200 verschijnen, zullen onze
20e eeuw waarschijnlijk keurig in twee
helften verdelen; een eerste helft,
waarin met twee geweldige oorlogen
wordt afgerekend met de Duitse pogin
gen om de hegemonie over Europa te
verkrijgen en een tweede helft, die
wordt gekenmerkt door een enorme
wapenwedloop tussen Nato en
Warschau pact, maar die in haar laatste
decade een haast miraculeuze collaps
van het communistische systeem laat
zien. Er zullen dan natuurlijk wel eens
detailstudies verschijnen, misschien
wel een boek over „Nederland in de
20e eeuw", maar dat is werk voor
specialisten. Wat weten we nog van de
Frans-Duitse oorlog? Het verzet komt
in die publicaties nauwelijks nog voor,
maar ingewijden weten dat er onder de
codenaam RIOD nog een aardige
collectie ligt op het Rijks Archief in Den
Haag. Voor Zeeland wordt je na veel
zoeken verwezen naar de boeken van
De Bree en Van der Ham, die je ten
slotte vindt op een plankje naast
Boxhorn en de Tegenwoordige Staat.
Zoiets. Bij Van der Ham kun je de
eerste aanwijzingen al aantreffen. Een
willekeurig voorbeeld van „ingedikte"
geschiedschrijving: „Voor de leider van
het bijkantoor te Sas van Gent J. C.
Stouthamer was zijn benoeming
reden om op 3 maart 1943 de grens
over te gaan en naar Engeland te ver
trekken". Alsof je voor zo'n tochtje een
ticket kon halen bij Holland International!
Dit waren uiterst hachelijke onderne
mingen, die veel geluk en organisatie
vergden en meestal nog mislukten.
Over het feit dat De Schelde een enorm
casco op de helling had staan, doen en
deden in Vlissingen allerlei min of meer
romantische verhalen de ronde.
Van der Ham zwijgt daarover, maar
meldt wel dat op 18 september 1942
de Rüstungsinspektion alle Neder
landse werven verbood aan voor
oorlogse particuliere orders door te
werken. „Voor De Schelde betekende
dit dat niet langer gewerkt mocht wor
den aan het grote passagiersschip
voor de Rotterdamsche Lloyd dat als
bouwnummer 214 op stapel stond.
Het de stad Vlissingen dominerende
casco bleef als het resultaat van mani
pulaties van de directie wel op de hel
ling liggen, waardoor geen ruimte werd
geschapen voor nieuwbouw in Duitse
opdracht." Zou dit alles zijn?
Hinderlijk vind ik dat het wel lijkt of de
auteur voortdurend met een reken
machientje heeft rondgelopen. Alles
wordt getotaliseerd, uitgedrukt in
percentages, die dan weer worden af
gezet tegen het aantal inwoners van
een stad of van de provincie en zelfs
tegen Nederland. Het gereken is
misschien wel nuttig voor de detaillist,
maar een historicus moet toch vooral
proberen een boeiend verhaal te ver
tellen en deze arithmétique jambo-
naise werkt dan als een storende
onderbreking. Dit soort rekenwerk had
hij beter in voetnoeten kunnen verwer
ken, maar die had hij al weggegeven
aan soms dubieuze vertalingen van
Duitse teksten. Wij kennen geen opper-
luitenant, wel een onderluitenant, maar
dan bij het KNIL. Voor de bordelen
heeft hij geen statistieken kunnen vin
den. Dan moet hij deduceren, wordt
zelfs olijk: de soldaten „dronken hun
bier in een Zeeuws café en zij keken
wel eens naar een Zeeuws meisje - en
dat keek vaak genoeg terug, zo vaak
zelfs dat voor de door de Wehrmacht
ingestelde bordelen over het algemeen
weinig belangstelling bestond. Het bor
deel in Hulst sloot daarom in 1944 zelfs
zijn deuren". Ik denk dat ik die tv-recla-
me voor Zeeuws Meisje nu toch wat
anders bekijk. Het verhaal van die
Spanjaarden in de 80-jarige oorlog zal
dan ook wel waar zijn. De burge
meester van Westkapelle werd ook
olijk, toen hij de jeugd in zijn gemeente
zag afglijden en verbood in 1943 „alle
vrouwen, jonger dan achttien jaar en
alle mannen onder de zestien 's avonds
alleen buiten te zijn in de hoop zo
zowel de straatschenderij als het
geslachtelijk verkeer tijdens de puber
teitsjaren tegen te gaan." En, a propos
de burgemeester: Van der Ham vertelt
dat bij de na-oorlogse zuivering van de
burgemeesters een der criteria was of
je gevolg had gegeven aan Münzers
uitnodiging voor een propagandareisje
naar Duitsland, maar hij vertelt niet wat
voor verklaring de burgemeesters heb
ben gegeven voor hun aanwezigheid in
dit gezelschap. Zulke leuke details mis
je, als je je vermanende vingertje in je
broekzak houdt.
Het is onvermijdelijk, dat je in een boek
als het onderhavige passages tegen
komt waarvan je denkt: ik kan merken,
dat je er niet bij bent geweest, want zo
was het net niet, je legt het accent
verkeerd of iets dergelijks. Van der
Ham legt nogal een zwaar accent op
de geïsoleerde positie van Zeeland en
daarin heeft hij natuurlijk gelijk, maar
nood maakt vindingrijk. Wij konden er
niet in, maar de Zeeuwen konden er
wel uit en op het station van Bergen op
Zoom vond dus een levendige uitwis
seling plaats van illegale, sociale en
zakelijke aard. Zelf ontmoette ik daar
twee keer in de maand de mensen van
het onderwijsverzet. Pas toen op een
dag iemand van het stationspersoneel
me wijzend zei „meneer zit daar!",
drong het tot me door „verrek, dat
wordt link, ze beginnen ons te kennen"
en toen schreef ik een brief aan de in
de Quarles-affaire al meer ten tonele
72