Opkomst en ondergang van een wethouder Plantage Muidergracht 29, Amsterdam, thans. Eind augustus, begin september 1942, begonnen de „arrestaties", een nogal verkeerd woordgebruik want het roept de schijn van wettigheid op in plaats van de naam die het verdient: de inlei ding tot moord. L. de Jong schrijft: „Avond aan avond zaten die mensen, veelal óp van de zenuwen, te wachten op het moment waarop aangebeld zou worden door de ophaalploeg die met het deportatiebevel in de hand het por taal of de trap zou binnenstampen. Elke auto die naderde, kon dè auto zijn." Lang heeft althans die spanning voor hen niet geduurd, want al in de avond van 2 september was het zover. Zij brachten de avond door samen met hun huisgenoten, de familie Levie, toen er om tien uur 's avonds werd aan gebeld. Het waren Nederlanders en naar alle waarschijnlijkheid geen „Schalkhaarders", maar gewone politie mannen. Zij kwamen naar boven en gaven de Boassons 10 minuten om te pakken. Laten wij naar de heer Levie zelf luisteren, hij heeft het (op 3 septem ber 1942) voor mijn vader, en voor ons, opgeschreven. Zijn brief is met het dos sier bewaard gebleven. Amsterdam 3 Sept. 1942 Den Weled. Heer Mr. A. J. v. d. Weel Londensche Kade 7 Middelburg Weled. Heer! Ik liet U hedenmorgen door mijn doch ter opbellen om U het treurige nieuws betreffende het echtpaar Boasson mede te delen. Levendig kan ik mij uw schrik voorstellen. Ik ben nu zoo vrij U te schrijven, daar de heer Boasson mij mededeelde, dat U zijn gevolmachtigde bent met de verst strekkende macht. Het verloop van de arrestatie en depor tatie was als volgt. Wij zaten te zamen te praten, zoals iederen avond, daar wij om acht uur thuis moeten zijn. Om circa 10 uur werd er gebeld, reeds reden tot schrik en kwamen twee agenten naar boven (Hollanders), welke bevelschrift tot medeneming van de heer, mevr. Boasson toonden. Hen werd 10 minu ten tijd gelaten te pakken. Reden werd niet opgegeven. Trouwens dit doet er niet toe, wij moeten allen weg. Ik had nog de gelegenheid hem even apart te spreken en hij gaf mij enige papieren en wat geld. Het geld behoud ik en heb daarvan reeds artikelen gekocht, welke ik hem heden toezond. De papieren zend ik u als postpakket te zamen met wat sleutels. Gelukkig hielden de heer en mevr. B. zich heel flink. Omdat mijn kinderen beide bij de Joodsche Raad zijn en mijn oudere dochter daar zelfs vrij veel invloed had (mijn telefoon is bijv. nog niet afgesneden) waren wij in de gelegenheid direct de nodige stap pen tot vrijlating te doen. Het daarvoor bestemde bureau van de Joodsche Raad heeft de gehele nacht doorge werkt. Bij informatie heden morgen bleek dat ook het echtpaar Boasson op de lijst stond van wie vrijlating gerecla meerd werd, doch het was tevergeefs. Allen waren reeds doorgestuurd naar Westerbork, waarschijnlijk ter verdere deportatie. Intusschen heeft de Jood sche Raad hier, alle gegevens nu naar Westerbork gezonden, waar ook een instantie voor haar werkt. Wat de resul taten van haar arbeid betreft kan men helaas niet optimistisch zijn. Laten we er het beste van hopen. Wij doen al het mogelijke. U zoudt mij verplichten met een zoo mogelijk telefonische bevestiging van ontvangst van dezen brief en het pak ket 's avonds na 7 uur 52857 en over dag behalve tusschen 12 en 2 uur en 51/2/7 op mijn kantoor 48446-41746. Gaarne tot uw dienst indien U meerdere inlichtingen wenscht Hoogachtend M. J. Levie Plantage Muidergracht 29 Tel. 52857 Amsterdam-C Heeft de oudste dochter van Levie, die er voor had kunnen zorgen dat tele foonnummer 52857 van haar vader nog niet was afgesneden, iets kunnen uit richten? Natuurlijk niet. De Boassons vervolgden de weg die door de moord machine voor hen was uitgetekend: naar de Hollandse Schouwburg, en vandaar naar de volgende stations op hun lijdensweg, het Centraal Station en Westerbork. De volgende dag, 3 sep tember, kwamen zij daar al aan. Op diezelfde dag zei voorzitter Asscher van de Joodsche Raad blijkens de notulen van die raad: „Gisterenavond zijn opnieuw vier- a vijfhonderd mensen uit hun huizen gehaald bij het weghalen van de mensen gisteren, werkte de politie volgens lijsten en had een „oproeping" voor de mensen bij zich." Op 8 september (maar toen waren de Boassons al weg) ontving SS-Hauptsturmführer Aus der Fünten de beide voorzitters van de Joodsche Raad, die hem wezen op de door de arrestaties ontstane onrust. Ook gingen er weieens „onmisbaren" mee. Het antwoord van Aus der Fünten luidde „dat het de eerste plicht was de trans porten vol te maken." Ik voel mij niet bevoegd tot deelneming aan het onlangs weer opgelaaide debat over de rol van de Joodsche Raad in die dagen. Voldoende is dat de Boas sons kennelijk niet behoorden tot de „onmisbaren." Al een dag na hun aan komst in Westerbork en dus op 4 sep tember, vingen zij hun reis naar het oosten aan. Mag men het reizen noemen? De trein bestond nog uit personenwagens, de goederenwagens kwamen pas in 1943 in zwang Drie dagen en twee nachten duurde meestal de reis naar Auschwitz. Maar het reisdoel - mag men zoiets een reisdoel noemen? - was onbekend. Niemand van de passagiers - mag men hen passagiers 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 7