Opkomst en ondergang van een wethouder
noemen? - wist ook dat de trein 60 km
ten westen van Auschwitz tot stilstand
zou komen. Toen de trein daar, in de
Silezische plaats Kosel, stilstond,
klonken orders dat jongens en mannen
tot ongeveer 50 jaar moesten
uitstappen. Voor Boasson, hoewel wat
ouder, gold dat ook. En zo werden van
de 714 reizigers in deze trein ongeveer
200 jongens en mannen gedwongen
de trein te verlaten. L. de Jong beschrijft
de hartverscheurende taferelen die zich
bij deze z.g. Kosel-transporten moeten
hebben afgespeeld. Vaak had men niet
de.gelegenheid afscheid te nemen van
de familieleden die in de trein achter
bleven, de mannen werden eenvoudig
de trein uitgeranseld en onder mishan
delingen binnen een prikkeldraadver
sperring gedreven. Zonder hen trok de
trein weer op. Een afscheid voor altijd.
De trein kwam, in ons geval op 6 of
7 september in Auschwitz aan, waar
Bella Boasson vrijwel onmiddellijk
moet zijn vergast.
Het is moeilijk Boasson op zijn verdere
weg naar een zekere dood te volgen.
De groep mannen en jongens waartoe
hij behoorde kwam via het doorgangs
kamp Sint Annaberg terecht in Anhalt,
waar zij onder redelijke omstandighe
den, schrijft De Jong, wegen moesten
aanleggen. Daarna, in november of
december 1942, werd de groep over
gebracht naar de mijnen van Fürsten-
grube, waar onder zeer slechte om
standigheden moest worden gewerkt.
Van de 900 gevangenen kwamen daar
in 3 maanden 600 om. Vermoedelijk
heeft Boasson ook deze nachtmerrie
nog overleefd. Naar alle waarschijnlijk
heid is hij, in of omstreeks augustus
1943, van Fürstengrube overgebracht
naar het kamp Graditz, eveneens in
Silezië, waar het - aldus de Jong -„nog
erger" was. De getuigen spreken elkaar
tegen maar het meest waarschijnlijk is
dat hij in augustus 1943 in dat laatste
kamp, Graditz, aan uitputting is
gestorven.
De reis was volbracht, het reisdoel
bereikt, daar, in Silezië. De sekreta-
resse van mijn vader bracht in de loop
van 1945 het dossier 238 VIII over
naar het archief. „Afgedaan" heeft ze
erop geschreven.
Inderdaad, de zaak was afgedaan. Wat
blijft is het verdriet, en de verbijstering.
Met dank aan: mevr. Th. Boasson, 's-Gravenhage;
Informatiebureau Nederlandse Rode Kruis,
's-Gravenhage; Zeeuws Documentatiecentrum,
Middelburg; gemeente-archief Middelburg;
de heer M. P. de Bruin, Middelburg;
de heer B. de Vries, Amsterdam.
Oorlogsgravenstichting, 's-Gravenhage.
Literatuur; dr. L. de Jong, Het Koninkrijk der
Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog
('s-Gravenhage, v/a 1969); dr. J. Presser,
Ondergang, de Vervolging en verdelging van tiet
Nederlandse Jodendom 1940-1945
('s-Gravenhage 1965); L. W. de Bree, Zeeland
1940-1945, deel 1 (Middelburg, 1979);
mr. M. W. G. van der Veur, Middelburg in Oorlogs-
en bezettingsjaren (1939-1944) (Middelburg,
1945); Het Nederlandse Rode Kruis, Auschwitz,
Deel III, de deportatietransporten in de z.g. Cosel-
periode (uitgave van het Hoofdbestuur van de
Vereniging Het Nederlandse Rode Kruis, 1952).
46