A Palace of art in being het einde van de negentiende eeuw, was de economische bedrijvigheid in Vlissingen sterk toegenomen en had de stad zich, als één van de eerste in Nederland, een Stedelijk Museum aangemeten. De boulevard Evertsen gaf de stad bovendien het allure van een mondaine badplaats die grote aantrekkingskracht uitoefende op koopkrachtige strandtoeristen. Een schilder die voor zijn levens onderhoud van de verkoop van zijn werken afhangt, had een minder gunstige plaats kunnen uitkiezen. Een paar maanden na zijn aankomst hield Jacobs zijn eerste verkoop tentoonstelling in de kleine zaal van de concertzaal van het Grand Hotel. De kunstcriticus van de Vlissingsche Courant beschreef zijn kennismaking met Jacobs als volgt: „In al zijn werken ligt iets rustigs, geheel in overeenstemming met het voorkomen van den schilder, een eenvoudig en kalm man." Achter dit kalm voorkomen ging echter een gedreven persoonlijk heid schuil die al een jaar na zijn aankomst een expositie met twintig andere, zowel Belgische als Neder landse kunstenaars, wist te organiseren. De pers in het niet bezette gedeelte van België claimde Jacobs, want in hem zag men de leider van een nationale artistieke beweging. De meester had in korte tijd 26 leerlingen om zich heen weten te verzamelen die hij met groot geduld, tegen een geringe vergoeding, de eerste principes van het schilderen bijbracht. Hij gaf ze les in zijn pand aan de boulevard Evertsen waar hij in de voorkamer zijn atelier had ingericht. Een Belgische journalist gaf van dat atelier een treffende sfeertekening: „On pénètre dans un petit salon comme dans une sanctuaire de piété artistique; au fond, un lourde tapisserie cache un atelier de peintre; en la soulevant, on voit devant soi toute une mer ensolleilé." Tussen al het les geven door slaagde Jacobs er in een expositie onder de noemer Vlissingsche Kunstkring op te zetten die ondanks het ontbreken van een organisatiestructuur als de voor loper van de Kunstkring het Zuiden kan worden beschouwd. Deze tentoonstel ling werd door een tijdgenoot met de tentoonstelling die tegelijkertijd in Domburg werd gehouden, vergeleken. Hij kon grote waardering opbrengen voor de schilderijen die waren tentoon gesteld in het badpaviljoen Juliana waar de belichting en ambiance aan de hoogste eisen voldeden. Hij constateer de een grote toeloop van mensen bij wie de werken in de smaak vielen. Voor de tentoonstelling in de houten keet in Domburg met zijn slechte belichting en geringe toeloop kon hij maar weinig be grip opbrengen. De ultra modernen hielden geen rekening met het publiek dat niet van dergelijke buitenissigheden gediend was zoals de blauwe, gele en rode blokjes, los van elkander op een zwarte achtergrond aangebracht door Theo van Doesburg. De Vlissingsche Kunstkring werd op deze manier gezien als de tegenhanger van de avant-gardistische groep kunstenaars die in Domburg exposeer de. Jacobs heeft nooit begrip kunnen opbrengen voor de ismes na het impressionisme. Het schilderkunstige experiment bereikte voor hem de ultieme grens met de ontleding van het licht in objecten en in de natuur zonder dat ze daardoor onherkenbaar werden. Wanneer de grens van de herkenbaar heid overschreden werd, hield volgens hem de kunst op te bestaan omdat zij geen reflectie meer was van de natuur of de wereld der objecten. Onder invloed van de gespannen ver houding, die kort na de Eerste Wereld oorlog tussen Nederland en België was ontstaan, kwamen de activiteiten van de Vlissingsche Kunstkring op een laag pitje te staan. Vooral in Zeeland was die verhouding gespannen door de Belgische aanspraken op Zeeuws- Vlaanderen. Iets proeft men daar nog van terug omdat de Kunstkring na drukkelijk „Nederlandsche Kunstkring het Zuiden" werd genoemd. Aan de loyaliteit van Jacobs werd echter niet getwijfeld want in 1920 werd hij defini tief in het bevolkingsregister van de stad Vlissingen ingeschreven. Inmiddels gaf hij aan 50 leerlingen les. De Kunstkring het Zuiden Door de inzet van de in 1919 benoemde burgemeester C.A. van Woelderen nam de economische activiteit door de uitbreiding van de haven van Vlissingen aanzienlijk toe. Van Woelderen streefde niet alleen naar economische groei maar wilde ook het culturele leven in de stad tot bloei brengen. Jacobs plan een kunstkring op te richten sloot naadloos aan bij het culturele streven van de burgemeester. Op 27 maart 1920 vond K.J. Huineman, Spelende kinderen aan het strand (1931). 98

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 20